Free

Voordat hij doodt

Text
Mark as finished
Voordat hij doodt
Font:Smaller АаLarger Aa

VOORDAT HIJ DOODT

(EEN MACKENZIE WHITE MYSTERIE—BOEK 1)

B L A K E P I E R C E

Blake Pierce

Blake Pierce is de auteur van de bestselling mystery-serie met Riley Paige. Er zijn al zo’n zeven spannende Riley Page-thrillers verschenen (en daarmee is de serie nog lang niet ten einde). Blake Pierce is ook de auteur van de mystery-serie met Mackenzie White, die nu al vier boeken telt (en waarvan fans van Blake Pierce er nog meer mogen verwachten) en van de allernieuwste mystery-serie met Keri Locke.

Eens weg (een Riley Paige-mystery, boek 1), Before he kills (een Mackenzie White-mystery, boek 1), Moord met een hoger doel (een Avery Black-mystery, boek 1) en A trace of death (een Keri Locke-mystery, boek 1) kunnen gratis gedownload worden op Google Play!

Blake is zelf al zijn hele leven lang een grote fan van mystery-boeken en thrillers. Hij hoort graag wat je van zijn boeken vindt. Neem gerust eens een kijkje op www.blakepierceauthor.com om meer over hem te weten te komen en op de hoogte te blijven van zijn boeken.

Copyright © 2016 door Blake Pierce. Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de Amerikaanse Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of verzonden worden in welke vorm of op welke manier dan ook, of opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder voorafgaande toestemming van de auteur. Dit e-boek is alleen gelicentieerd voor persoonlijke doeleinden. Dit e-boek mag niet worden doorverkocht of weggegeven aan andere mensen. Als u dit boek met een andere persoon wilt delen, koop dan een extra exemplaar voor elke ontvanger. Als u dit boek leest en het niet hebt gekocht, of het niet alleen voor uw eigen gebruik is gekocht, stuur het dan terug en koop uw eigen exemplaar. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur. Dit is een fictief werk. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn ofwel het product van de verbeelding van de auteur of worden fictief gebruikt. Elke gelijkenis met werkelijke personen, levend of dood, is geheel toevallig. Omslagbeeld copyright lassedesignen, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com.

BOEKEN VAN BLAKE PIERCE

SPANNENDE, PSYCHOLOGISCHE THRILLERS MET JESSIE HUNT

DE PERFECTE ECHTGENOTE (boek #1)

DE PERFECTE WIJK (boek #2)

RILEY PAIGE MYSTERY-SERIE

EENS WEG (boek 1)

EENS GEPAKT (boek 2)

EENS BEGEERD (boek 3)

EENS GELOKT (boek 4)

AVERY BLACK MYSTERY-SERIE

MOORD MET EEN HOGER DOEL (boek 1)

OP DE VLUCHT VOOR HOGERE KRACHTEN (boek 2)

SCHUILEN VOOR HOGE VLAMMEN (boek 3)

REDEN OM BANG TE ZIJN (boek 4)

REDEN TOT BEWAREN (boek 5)

MACKENZIE WITTE MYSTERIE-SERIE

VOORDAT HIJ DOODT (boek #1)

VOORDAT ZE ZIET (boek #2)

INHOUDSOPGAVE

PROLOOG

HOOFDSTUK EEN

HOOFDSTUK TWEE

HOOFDSTUK DRIE

HOOFDSTUK VIER

HOOFDSTUK VIJF

HOOFDSTUK ZES

HOOFDSTUK ZEVEN

HOOFDSTUK ACHT

HOOFDSTUK NEGEN

HOOFDSTUK TIEN

HOOFDSTUK ELF

HOOFDSTUK TWAALF

HOOFDSTUK DERTIEN

HOOFDSTUK VEERTIEN

HOOFDSTUK VIJFTIEN

HOOFDSTUK ZESTIEN

HOOFDSTUK ZEVENTIEN

HOOFDSTUK ACHTTIEN

HOOFDSTUK NEGENTIEN

HOOFDSTUK TWINTIG

HOOFDSTUK EEN EN TWINTIG

HOOFDSTUK TWEE EN TWINTIG

HOOFDSTUK DRIE EN TWINTIG

HOOFDSTUK VIER EN TWINTIG

HOOFDSTUK VIJF EN TWINTIG

HOOFDSTUK ZES EN TWINTIG

HOOFDSTUK ZEVEN EN TWINTIG

HOOFDSTUK ACHT EN TWINTIG

HOOFDSTUK NEGEN EN TWINTIG

HOOFDSTUK DERTIG

HOOFDSTUK EEN EN DERTIG

HOOFDSTUK TWEE EN DERTIG

HOOFDSTUK DRIE EN DERTIG

HOOFDSTUK VIERENDERTIG

HOOFDSTUK VIJFENDERTIG

HOOFDSTUK ZES EN DERTIG

PROLOOG

Iedere andere dag zou het eerste licht van de dageraad op de toppen van de maishalmen er prachtig uit hebben gezien. Ze zag hoe het eerste daglicht langs de stengels danste en een gedempte gouden kleur creëerde, en ze probeerde met alle macht de schoonheid ervan in te zien.

Ze moest zichzelf afleiden, anders zou de pijn ondraaglijk zijn.

Ze was vastgebonden met haar rug tegen een grote houten paal die ongeveer een halve meter boven haar hoofd uitstak. Haar handen waren samengebonden achter de paal. Ze droeg enkel een zwart kanten onderbroekje en een beha die haar toch al gulle borsten dichter bij elkaar en omhoog duwde. Het was de beha die haar de meeste fooien opleverde bij de stripclub, de beha waardoor haar borsten eruit zagen alsof ze van een eenentwintigjarige waren, in plaats van een vierendertig jaar oude moeder van twee kinderen.

De paal schuurde tegen haar blote rug en maakte de huid op haar rug rauw. Maar dit was minder erg dan de pijn die de man met de donkere, griezelige stem haar had aangedaan.

Ze verstrakte toen ze hem achter haar hoorde lopen, zijn voetstappen daalden zachtjes neer in de open plek van het maisveld. Er was ook een ander geluid, zwakker. Hij sleepte iets voort. De zweep, besefte ze, die hij had gebruikt om haar te slaan. Deze moest van weerhaken zijn voorzien en een soort van kwastachtig uiteinde hebben. Ze had het maar één keer gezien, en dat was meer dan genoeg geweest.

Haar rug prikte door de tientallen zweepslagen, en bij het horen van het ding dat over de grond werd getrokken, raakte ze in paniek. Ze slaakte een kreet, wat goed de honderdste van die nacht kon zijn, die dof en geluidloos in het maisveld leek te verdwijnen. In het begin was haar geschreeuw om hulp geweest, in de hoop dat iemand haar zou horen. Maar na verloop van tijd waren deze steeds meer veranderd in wanhopige kreten van angst en pijn. Geschreeuw van iemand die wist dat er niemand was die haar zou komen helpen.

“Ik zal overwegen je te laten gaan,” zei de man.

Hij had de stem van iemand die veel rookte of veel schreeuwde. Er zat ook een soortvreemd gelispel in zijn spraak.

“Maar eerst moet je je misdaden bekennen.”

Hij had dit al vier keer gezegd. Ze pijnigde haar hersens opnieuw. Ze had geen misdaden om te bekennen. Ze was een goed persoon geweest voor iedereen die ze kende, een goede moeder; niet zo goed als ze had gewild, maar ze had het geprobeerd.

Wat wilde hij van haar?

Ze gilde weer en probeerde haar rug tegen de paal te buigen. Terwijl ze dat deed, voelde ze dat de touwen rond haar polsen een klein beetje losser kwamen te zitten. Ze voelde ook hoe haar kleverige bloed zich rond het touw verzamelde.

“Beken je misdaden,” herhaalde hij.

“Ik weet niet waar je het over hebt!” kreunde ze.

“Je zult het je herinneren,” zei hij.

Dat had hij ook al eerder gezegd. En hij zei het net voor elke ...

Er was een zacht fluisterend geluid toen de zweep door de lucht bewoog.

Ze schreeuwde en kronkelde tegen de paal toen het ding haar trof.

Vers bloed stroomde uit haar nieuwe wond, maar ze voelde het nauwelijks. In plaats daarvan concentreerde ze zich op haar polsen. Het bloed dat zich daar het afgelopen uur had verzameld, vermengde zich met haar zweet. Ze voelde een klein beetje tussen het touw en haar polsen en dacht dat ze misschien wel zou kunnen ontsnappen. Ze probeerde geestelijk weg te drijven, zichzelf los te koppelen van de situatie.

 

Zwiep!

Deze raakte haar rechtstreeks op de schouder en ze brulde.

“Alsjeblieft,” zei ze. “Ik zal alles doen wat je wilt! Laat me gewoon gaan!”

“Beken je …”

Ze rukte zo hard ze kon en bracht haar armen naar voren. Haar schouders gilden van de pijn, maar ze was meteen vrij. Er was even een brandend gevoel toen het touw over de bovenkant van haar hand schuurde, maar dat was niets vergeleken met de pijn die over haar rug gleed.

Ze stootte zo hard naar voren dat ze zowat op haar knieën viel en haar ontsnapping bijna verpestte. Maar de primitieve behoefte om te overleven nam de controle over haar spieren over, en voordat ze zich bewust werd van wat ze aan het doen was, begon ze te rennen.

Ze sprintte, verbaasd dat ze echt vrij was, verbaasd dat haar benen werkten nadat ze zo lang vastgebonden was geweest. Ze zou niet stoppen om het in twijfel te trekken.

Ze rende door het mais en de stengels sloegen tegen haar aan. De bladeren en takken leken naar haar uit te reiken en schuurden langs haar rauwe rug als oude verdorde vingers. Ze snakte naar adem en concentreerde zich om steeds weer de ene voet voor de andere te blijven zetten. Ze wist dat de snelweg ergens in de buurt zou moeten zijn. Ze hoefde alleen maar te blijven rennen en de pijn te negeren.

Achter haar begon de man te lachen. Zijn lach klonk als die van een monster dat zich al eeuwen in het maisveld had verstopt.

Ze slaakte een zacht jammerkreetje en rende verder, haar blote voeten zonken in de modderige grond en haar bijna naakte lichaam duwde de maisstengels opzij, Haar borsten deinden zo hard op en neer dat haar linkerborst uit haar beha ontsnapte. Op dat moment beloofde ze zichzelf dat, wanneer ze hier ooit levend uit zou komen, ze nooit meer zou strippen. Ze zou een betere baan vinden, een betere manier om voor haar kinderen te zorgen.

Deze gedachte gaf haar nieuwe energie. Ze versnelde en stortte zich door het maisveld. Ze rende zo hard als ze kon. Als ze maar bleef rennen zou ze vrij zijn. De snelweg moest vlakbij zijn.

Toch?

Misschien. Maar dat was nog geen garantie dat ze daar ook daadwerkelijk iemand zou aantreffen om haar te helpen. Het was nog geen zes uur 's ochtends en de snelwegen van Nebraska waren meestal nog verlaten op dit tijdstip.

Ze zag dat er voor haar een open plek in het maisveld moest zijn. Het zwakke licht van de ochtendzon brak door en haar hart maakte een sprongetje toen ze de snelweg zag.

Ze baande zich een weg door de laatste halmen en terwijl ze dat deed hoorde ze het geluid van een naderende auto. Een golf van hoop vloog door haar lichaam.

Ze zag de gloed van de naderende koplampen en rende nog sneller, ze was nu zo dichtbij dat ze de geur van het warme asfalt kon ruiken.

Ze bereikte net de rand van het maïsveld toen er een rode pick-up voorbij reed. Ze schreeuwde en zwaaide verwoed met haar armen.

“Alsjeblieft!” riep ze.

Maar tot haar afgrijzen reed de rode pick-up zonder snelheid te verminderen voorbij.

Ze zwaaide met haar armen en huilde. Misschien dat de bestuurder toevallig in zijn achteruitkijkspiegel keek.

Zwiep!

Een scherpe en bijtende pijn explodeerde in de holte van haar linkerknie en ze viel op de grond.

Ze schreeuwde en probeerde overeind te komen, maar ze voelde dat een sterke hand haar stevig bij haar haren greep en al snel sleepte hij haar terug het maisveld in.

Ze probeerde te bewegen, los te breken, maar deze keer tevergeefs.

Er kwam nog een laatste klap van de zweep en daarna verloor ze eindelijk, dankbaar, het bewustzijn.

Ze wist dat het nu snel over zou zijn: het lawaai, de zweep, de pijn...en haar korte, met pijn gevulde leven.

HOOFDSTUK EEN

Rechercheur Mackenzie White zette zich schrap en verwachtte het ergste toen ze die middag door het maisveld liep. Het geluid dat de stengels maakten toen ze erdoorheen liep maakte haar nerveus. Het was een dof, krassend geluid over haar jack terwijl ze rij na rij passeerde. De open plek die ze zocht leek mijlenver weg.

Toen ze daar eindelijk aankwam, bleef ze abrupt staan en wenste in gedachten dat ze ergens anders was dan hier. Voor haar zag ze het dode, grotendeels naakte lichaam van een ongeveer dertigjarige vrouw. Ze was vastgebonden aan een paal, haar gezicht bevroren in een uitdrukking van angst. Het was een gezichtsuitdrukking die Mackenzie liever niet had gezien, en ze wist meteen dat ze deze nooit meer zou vergeten.

Vijf politieagenten liepen rond de open plek en deden niets in het bijzonder. Ze probeerden er druk uit te zien, maar Mackenzie wist dat ze slechts een poging deden om te begrijpen wat er was gebeurd. Ze was ervan overtuigd dat geen van hen zoiets ooit eerder had gezien. Nog geen vijf seconden nadat ze de blonde vrouw vastgebonden aan de houten paal had waargenomen, was het voor Mackenzie al duidelijk dat hier iets veel diepers aan de hand was. Iets anders dan alles wat ze ooit was tegengekomen. Dit was niet iets wat gebeurde in de maisvelden van Nebraska.

Mackenzie naderde het lichaam en liep er langzaam omheen. Terwijl ze dat deed, voelde ze dat de andere agenten naar haar keken. Ze wist dat sommigen van hen vonden dat ze haar werk veel te serieus nam. Ze dook altijd volledig in een zaak, zocht naar aanknopingspunten en verbanden die bijna abstract van aard waren. Ze was een jonge vrouw die, in de ogen van de meeste mannen in het politiekorps, veel te snel de positie van rechercheur had bereikt. Ze was het ambitieuze meisje waarvan iedereen aannam dat ze haar zinnen had gezet op een betere en meer belangrijke functie dan rechercheur bij de politie in Nebraska.

Mackenzie negeerde de mannen. Ze concentreerde zich alleen op het stoffelijk overschot en wuifde de vliegen weg die overal heen schoten. Ze zweefden spastisch rond het lichaam van de dode vrouw en creëerden een kleine zwarte wolk, en de hitte had het lichaam ook niet veel goeds gedaan. Het was een hele warme zomer geweest en het voelde alsof al die zomerse hitte zich in dit maisveld had verzameld en hier op deze plek was.

Mackenzie kwam dichterbij, bestudeerde het lichaam en probeerde een gevoel van misselijkheid en een golf van verdriet te onderdrukken. De rug van de vrouw was bedekt met wonden. Ze zagen er allemaal hetzelfde uit, waarschijnlijk veroorzaakt door hetzelfde voorwerp. Haar rug was besmeurd met bloed, het meeste droog en plakkerig. De achterkant van haar zwarte kanten stringetje was ook doordrenkt met bloed.

Terwijl Mackenzie haar rondje om het lichaam voltooide kwam een kleine, maar stevig gebouwde politieagent haar tegemoet. Ze kende hem goed, maar had niets met hem op.

“Hallo, rechercheur White,” zei Chief Nelson.

“Chief,” antwoordde ze.

“Waar is Porter?”

Er was niets neerbuigends in zijn stem, maar ze voelde het toch. Deze geharde lokale politiechef van in de vijftig wilde niet dat een vrouw van vijfentwintig jaar meehielp om deze zaak op te lossen. Walter Porter, haar vijfenvijftig jarige directe collega, zou volgens hem veel beter geschikt zijn voor deze taak.

“Op de snelweg,” zei Mackenzie. “Hij praat met de boer die het lichaam heeft ontdekt. Hij komt zo.”

“Oké,” zei Nelson, duidelijk een beetje meer op zijn gemak gesteld. “Wat vind je hiervan?”

Mackenzie wist niet precies hoe ze deze vraag moest beantwoorden. Ze wist dat hij haar aan het testen was. Dat deed hij van tijd tot tijd, zelfs over vrij onbenullige zaken. Hij deed dat nooit bij de andere agenten of rechercheurs, en ze was er vrijwel zeker van dat hij het alleen bij haar deed omdat ze jong en een vrouw was.

Haar gevoel vertelde haar dat dit meer was dan een theatrale moord. Waren het de ontelbare striemen op haar rug? Was het het feit dat de vrouw een lichaam had dat zo op een pin-up poster kon? Haar borsten waren duidelijk nep en Mackenzie vermoedde dat haar achterwerk ook enkele chirurgische ingrepen had ondergaan. Ze had veel make-up gedragen, die door de vele tranen over haar hele gezicht was uitgelopen.

“Ik denk,” zei Mackenzie, die eindelijk antwoord gaf op de vraag van Nelson, “dat dit een puur gewelddadige misdaad was. Ik denk dat forensisch onderzoek geen seksueel misbruik zal aantonen. De meeste mannen die een vrouw voor seks ontvoeren, mishandelen hun slachtoffer zelden zo ernstig, zelfs als ze van plan zijn ze later te vermoorden. Ik denk ook dat de stijl van het ondergoed dat ze draagt ​​suggereert dat ze een provocerende vrouw was. Eerlijk gezegd, afgaand op de stijl van haar make-up en de omvang van haar borsten, zou ik beginnen met de stripclubs in Omaha op te bellen om te vragen of er misschien sinds gisteravond een danseres vermist wordt.”

“Dat is allemaal al gedaan,” antwoordde Nelson zelfvoldaan. “De overledene is Hailey Lizbrook, vierendertig jaar oud, moeder van twee jongens en een striptease danseres in The Runway in Omaha.”

Hij somde deze feiten op alsof hij een handleiding las. Mackenzie nam aan dat hij, omdat hij al zo lang in dienst bij de politie was, de slachtoffers van een moordpartij niet langer als mensen zag, maar meer als een puzzel die moest worden opgelost.

Maar Mackenzie, die pas een paar jaar in dienst was, was niet zo hard en gevoelloos. Ze bestudeerde de vrouw met als doel te achterhalen wat er was gebeurd, maar zag haar ook als een vrouw die twee kinderen had achtergelaten, jongens die de rest van hun leven zonder moeder zouden moeten opgroeien. Omdat de moeder van de twee kinderen als stripper aan het werk leek te zijn, ging Mackenzie ervan uit dat er geldproblemen waren en dat ze bereid was bijna alles te doen om voor haar kinderen te zorgen. Maar nu was ze hier, vastgebonden aan een paal en gedeeltelijk verminkt door een anonieme man die...

Het geritsel van de maisstengels achter haar onderbrak haar gedachten. Ze draaide zich om en zag Walter Porter door het mais naderen. Hij keek geërgerd toen hij de open plek betrad, en veegde stof en maisvezels van zijn jas.

Hij keek even rond voordat zijn blik zich op het lichaam van Hailey Lizbrook aan de paal vestigde. Een verbaasde grijns kwam over zijn gezicht, zijn grijze snor kantelde in een ruwe hoek naar rechts. Daarna keek hij naar Mackenzie en Nelson. Hij verspilde geen tijd en kwam meteen naar hen toe.

“Porter,” zei Chief Nelson. “White is zo te zien al druk bezig met het oplossen van deze zaak. Ze is behoorlijk scherp.”

“Ja, zo kan ze zijn,” zei Porter afwijzend.

Zo was het altijd. Nelson gaf haar niet echt een compliment. In feite was hij meer Porter aan het plagen omdat die opgescheept zat met het mooie jonge meisje dat uit het niets was gekomen en de positie van rechercheur had veroverd; het mooie jonge meisje dat door weinig mannen boven de dertig serieus genomen werd in het district. En God, wat haatte Porter dit.

Hoewel ze genoot van de plagerijen jegens Porter en zijn geërgerde reactie hierop, was dit geen aanleiding voor haar om zich onvoldoende en ondergewaardeerd te voelen.

Keer op keer had ze zaken opgelost die haar mannelijke collega’s niet hadden kunnen oplossen en dit, wist ze, bedreigde hen. Ze was pas vijfentwintig, veel te jong om een burn-out te krijgen in een carrière waar ze ooit zoveel van hield. Maar nu, gekoppeld aan Porter als collega en in dit politiekorps, begon ze haar beroep te haten.

Porter deed een poging om tussen Nelson en Mackenzie in te stappen en liet haar zo weten dat het vanaf nu zijn show was. Mackenzie voelde het stoom uit haar oren komen maar hield haar mond. Ze had de afgelopen drie maanden, sinds ze verplicht was met hem samen te werken, al vaak op haar tong gebeten. Vanaf de eerste dag had Porter geen geheim gemaakt van zijn afkeer voor haar. Ze had tenslotte de partner van Porter na achtentwintig jaar vervangen. Wat Porter betrof was zijn partner ontslagen om plaats te maken voor deze jonge vrouw.

Mackenzie negeerde zijn flagrante gebrek aan respect; ze weigerde om haar werkethiek hierdoor te laten beïnvloeden. Zonder een woord te zeggen ging ze terug naar het lichaam. Ze bestudeerde het aandachtig. Het deed pijn om het te bestuderen, maar niet zoveel als het eerste lijk wat ze ooit had gezien. Ze was bijna zover dat ze het dode lichaam van haar vader niet meer zag wanneer ze zich op een plaats delict bevond. Maar nog niet helemaal. Ze was zeven jaar oud geweest toen ze de slaapkamer binnenliep en hem languit in een plas bloed op het bed had zien liggen. En dat beeld was ze nooit meer kwijtgeraakt.

 

Mackenzie zocht naar aanwijzingen waaruit zou kunnen blijken dat deze moord geen sexueel motief had. Ze zag geen tekenen van blauwe plekken of krassen op de borsten en billen van het slachtoffer, geen externe bloedingen rond de vagina. Ze keek vervolgens naar de handen en voeten van de vrouw en vroeg zich af of er misschien een religieus motief was; tekenen van punctie langs de handpalmen, enkels en voeten zouden kunnen wijzen op een kruisiging. Maar ook daar was geen sprake van.

Uit het korte politierapport dat zij en Porter hadden gekregen bleek dat de kleding van het slachtoffer niet was gelokaliseerd. Mackenzie dacht dat dit waarschijnlijk betekende dat de moordenaar deze nog had, of had verwijderd. Dit gaf aan dat hij voorzichtig was, of borderline obsessief. Dit en het feit dat zijn motivatie gisterenavond vrijwel zeker niet van seksuele aard waren geweest, droeg bij aan het beeld van een potentieel ongrijpbare en berekende moordenaar.

Mackenzie liep achteruit naar de rand van de open plek en nam de hele scène in haar op. Porter bleef met Nelson praten en wierp haar een zijwaartse blik toe. Daarna negeerde hij haar volledig. Ze bemerkte dat de andere politiemannen haar wel in de gaten hielden. Sommigen hielden haar werkwijze in de gaten. Ze was rechercheur geworden met de reputatie uitzonderlijk slim te zijn en was hoog aangeschreven door de meerderheid van de instructeurs op de politieacademie. Zo nu en dan kwamen de jongere agenten - zowel mannen als vrouwen - haar om advies vragen.

Ze wist ook dat een paar van de mannen die op open plek aanwezig waren misschien ook om andere redenen naar haar keken. Ze wist niet zeker wat erger was; de mannen die haar kont controleerden wanneer ze langs liep, of degenen die achter haar rug om lachten om het kleine meisje dat de rol van rechercheur probeerde te spelen.

Terwijl ze de scène bestudeerde, werd ze opnieuw overvallen door een knagend vermoeden dat hier iets vreselijk mis was. Ze had het gevoel dat ze een boek had opengeslagen waarbij na het lezen van de eerste pagina direct duidelijk werd dat dit een heel ingewikkeld verhaal zou gaan worden.

Dit is nog maar het begin, dacht ze.

Ze keek naar de modderige grond rond de paal en zag een paar vage schoen afdrukken, maar niet iets dat bruikbare informatie zou opleveren. Er zaten ook een reeks andere afdrukken in de grond die er bijna slangachtig uitzagen. Ze hurkte neer om ze van dichtbij te bekijken en zag dat verschillende van deze afdrukken naast elkaar lagen en rond de houten paal kronkelden, alsof de paal meerdere keren door een slangachtig voorwerp omcirkeld was geweest. Daarna keek ze naar de rug van de vrouw en zag dat de wonden in haar vlees ongeveer dezelfde vorm hadden als de markeringen op de grond.

“Porter,” zei ze.

“Wat is er?” Vroeg hij, duidelijk geïrriteerd dat hij werd gestoord.

“Ik denk dat ik hier wapen afdrukken heb.”

Porter aarzelde een seconde maar liep toen naar Mackenzie die op haar knieen zat. Toen hij naast haar hurkte, kreunde hij een beetje en ze kon zijn riem horen kraken. Hij was ongeveer 25 kilo te zwaar en dit werd meer zichtbaar naarmate hij dichterbij de vijfenvijftig jaar kwam.

“Een soort van zweep?” Vroeg hij.

“Ziet ernaar uit.”

Ze onderzocht de grond en volgde de sporen in de aarde tot aan de paal, en daarbij merkte ze nog iets anders op. Het was iets minuscules, zo klein dat ze het bijna niet zag.

Ze liep naar de paal, voorzichtig om het lichaam niet aan te raken voordat forensisch onderzoek had plaatsgevonden. Ze zakte weer door haar knieën en terwijl ze dit deed voelde ze het volle gewicht van de hitte van die middag op haar drukken. Onverschrokken boog ze haar hoofd dichter bij de paal, zo dichtbij dat ze het bijna met haar voorhoofd aanraakte.

“Wat ben je in godsnaam aan het doen?” vroeg Nelson.

“Er is hier iets uitgehouwen,” zei ze. “Ziet eruit als getallen.”

Porter kwam dichterbij om het te onderzoeken maar deed er alles aan om niet voorover te buigen. “White, dat stuk hout is gemakkelijk twintig jaar oud," zei hij. “En dat snijwerk ziet er net zo oud uit.”

“Misschien,”zei Mackenzie. Maar ze betwijfelde het.

Porter was niet geïnteresseerd in de ontdekking en ging terug naar het gesprek met Nelson, en vergeleek de aantekeningen die hij had gekregen met de informatie van de boer die het lichaam had ontdekt.

Mackenzie pakte haar telefoon en maakte een foto van de nummers. Ze vergrootte het beeld en de cijfers werden een beetje duidelijker. Nu ze deze zo gedetailleerd zag, bekroop haar het gevoel dat dit allemaal het begin was van iets veel groters.

N511 / J202

De cijfers betekende niets voor haar. Misschien had Porter gelijk; misschien betekende ze absoluut niets. Misschien waren ze door een houthakker uitgehouwen toen de paal was gemaakt. Misschien had een verveeld kind ze ergens in de loop van de jaren erin gekrast.

Maar het voelde niet goed.

Niets aan deze zaak voelde goed.

En ze wist in haar hart dat dit slechts het begin was.