Free

Een Troon Voor Zusters

Text
From the series: Een Troon Voor Zusters #1
Mark as finished
Een Troon Voor Zusters
Een Troon Voor Zusters
Free audio book
Is reading Mike Kuyt
Details
Font:Smaller АаLarger Aa

“Ga zitten,” zei ze.

Sophia deed wat ze zei, hopend dat de aanwezigheid van de anderen haar de kans gaf om zich een beetje te verstoppen. Ze was slechts een van de gasten. Maar toen de bedienden duif en korhoen begonnen te serveren, kon Sophia haar staalblauwe ogen op zich voelen.

“Sebastian, stel me eens voor aan je gast, lieverd.”

“Zeker, moeder. Dit is Sophia van Meinhalt. Sophia, dit is mijn moeder, Mary van Flamberg.”

“Uwe Majesteit,” bracht Sophia uit, terwijl ze haar best deed om te buigen.

“Ah, Meinhalt,” zei de weduwe. “Zo’n trieste zaak. Vertel eens, meisje, wat is jouw mening over de oorlogen die het continent teisteren?”

Sophia kon genoeg van haar gedachten zien om te weten dat dit een proef was, maar niet genoeg om te weten wat het antwoord zou kunnen zijn. Uiteindelijk trok ze haar antwoord uit Sebastians gedachten, hopend dat hij zijn moeder zo goed kende dat het een goede keus was.

“Ik maak me zorgen dat ze daar niet zullen blijven,” zei Sophia.

“Een zorg die we ongetwijfeld allemaal delen,” antwoordde de weduwe. Sophia kon niet zien of ze de test van de vrouw had doorstaan of niet. “Hoewel het erop lijkt dat mijn zoon voor sommige dingen die het Mes-Water zijn overgekomen wel dankbaar is. Vertel eens over jezelf.”

Sophia deed haar best, en probeerde haar gebrek aan kennis als bescheidenheid of terughoudendheid te vermommen. “Ik ben gekomen voor de stad viel, Uwe Majesteit. Ik denk dat ik veel geluk heb gehad.”

“De Godin heeft haar iets geschonken,” murmelde de Hogepriesteres.

“Inderdaad,” zei de weduwe. “Hoewel ik me kan herinneren dat je zei dat ze ons naast plezierige ook lastige geschenken geeft, Justina.”

Er volgden nog meer vragen. Had ze ervan genoten om in de winters op de rivier te schaatsen? Wat dacht ze over de verschillende kanten van de oorlog? Sophia deed haar best, maar haar talent kon haar maar tot op zekere hoogte helpen, en ze wist niet zoveel over Meinhalt. Ze had er meer over moeten lezen in de bibliotheek. Uiteindelijk deed ze het enige wat ze kon doen: ze zocht naar afleiding.

“Admiraal, ik heb altijd willen weten hoe het is om een hele zeemacht in de gaten te houden. Hoe doet u dat toch?”

“Kaarten, liefje,” zei hij. “Voornamelijk kaarten.”

Hij bedoelde het duidelijk als grapje, dus Sophia lachte met hem mee. Hij begon een discussie over de verschillende methodes om nautische kaarten te combineren. Prins Rupert onderbrak hem en zei dat niemand daar iets over wilde weten, waarna hij over jagen begon. Het maakte Sophia niets uit, zolang ze de conversatie maar bij zichzelf kon weghouden.

Het grootste gedeelte van de tijd was de aandacht niet op haar gevestigd, maar er waren uitzonderingen. De Hogepriesteres wierp haar van tijd tot tijd een vreemde blik toe en Sophia durfde haar gedachten niet te lezen om die blik te interpreteren. Sebastian leek naar haar te kijken wanneer Sophia naar hem keek. Hij keek haar aan met liefde, of hoop, of omdat hij zichzelf ervan wilde verzekeren dat ze in orde was. Rupert wierp haar meer dan eens een hongerige blik toe die zei dat wat er eerder tussen hen was voorgevallen nog niet voorbij was. Dat was genoeg reden voor Sophia om dichter naar Sebastian toe te schuiven en hem niet te laten gaan.

De weduwe bekeek haar gelijkmoedig, alsof ze Sophia wilde peilen, of in haar hart wilde kijken. Er was iets onveranderlijks, iets onverschrokkens aan die blik. Dat baarde haar meer zorgen dan al het andere bij elkaar. Ze voelde zich als een specimen onder een glasplaatje, niet in staat om iets verborgen te houden terwijl ze werd onderzocht. Ze voelde zich een bedriegster, en elke blik, elk woord dat niet op zijn plaats was, versterkte dat gevoel. Hoelang kon ze dit nog volhouden?

Op een of andere manier slaagde ze erin om het diner te overleven en beleefde conversaties met de anderen te voeren, terwijl ze een heel feestmaal aten. Sophia at zuinig en toen het tijd was om te vertrekken, was ze dankbaar dat ze eindelijk mocht staan.

Natuurlijk moest er nog afscheid worden genomen. Sophia pakte de handen van de anderen een voor een vast terwijl ze gedag zei en hen vertelde hoe zeer ze van de avond had genoten. Zelfs Rupert liet zijn hand niet langer dan een seconde dan nodig was op de hare rusten.

De weduwe glimlachte toen Sophia naar haar boog en pakte haar hand vast.

“Het is goed om te zien dat mijn zoon zo’n plezierig, intelligent meisje heeft gevonden om zijn tijd mee door te brengen,” zei ze. In andere omstandigheden zou Sophia blij zijn geweest met het compliment. Nu moest ze een glimlach forceren terwijl ze iets mompelde over wat voor eer het was, want ze voelde de gedachten achter haar woorden.

Ik zal erachter komen wie dit meisje is. Mijn zoon heeft een geschikte vrouw nodig, en meisjes komen niet zomaar uit de lucht vallen.

Sophia moest zichzelf bedwingen om niet de ruimte uit te rennen. Ze was dankbaar toen Sebastian haar arm pakte en haar de eetzaal uit leidde.

“Dat ging beter dan ik verwacht had,” zei Sebastian. “Ik denk dat mijn moeder je wel mag.”

Sophia glimlachte terug. “Ik hoop het.”

Ze hoopte het, maar ze geloofde het niet. Ze voelde haar plannen ontrafelen onder het gewicht van de wantrouw van de weduwe. Op dat moment wilde Sophia niets liever dan vluchten en nooit meer terugkomen.

Nee. Ze kon niet zomaar weglopen. Niet nu, niet na alles dat ze had meegemaakt, nadat ze zo hard had gewerkt om hier te komen en zoveel risico’s had genomen. En nadat ze verliefd was geworden op Sebastian. Hoe graag ze het ook wilde, ze kon niet zomaar weglopen.

En ineens wist ze wat ze moest doen: ze moest met haar zusje praten. Kate was degene die altijd praktisch was. Kate zou wel een plan hebben en waarschijnlijk ook een uitweg.

Ze zou de stad ingaan en doen wat ze kon om haar te vinden.

Kate, stuurde ze. Ik kom naar je toe.

HOOFDSTUK ACHTTIEN

Kate voelde zich opgewonden terwijl ze met Will naar de buitenwijken van Ashton liep. Daar maakten de huizen plaats voor meer open ruimte. Kate kon het groen van de Ridings daarachter zien, vlak en open en vrij.

Op een dag zou ze daarheen gaan, maar niet vanochtend. Vanochtend had Kate meer interesse voor de plek aan de rand van de stad, waar de grijze en blauwe vlaggen van Wills regiment wapperden.

“Weet je zeker dat je mijn regiment wil zien?” vroeg Will. Hij leek verrast door de gedachte dat Kate dat interessant vond. “Er zijn honderden andere dingen die we vandaag zouden kunnen doen.”

Kate ving glimpen van die dingen in zijn gedachten op. Ze zouden naar het theater kunnen gaan, of door de groene plekken vlak bij de stad kunnen wandelen. Ze zouden samen wat kunnen gaan eten in een van de tavernes, of naar een plek gaan waarvan Will wist dat er een violist speelde en mensen zouden dansen. Dat klonk allemaal goed, maar het was niet wat Kate wilde.

“Ik wil zien hoe het is,” zei Kate. “Hoe kan ik de beste wapens maken als ik niets weet over het soort mensen dat die wapens gaat gebruiken?”

Het was een goed argument, maar het was niet de volledige waarheid. Er was iets aan de gedachte dat een van de vrije vennootschappen hier was, dat Kate deed tintelen van nieuwsgierigheid. Dit waren mannen die over de hele wereld reisden, tegen vijanden vochten en exotische plekken bezochten. Ze wilde er alles over weten. Ze wilde het met eigen ogen zien.

Toch leek Will een beetje nerveus toen ze dichterbij kwamen. Kate kon zien dat hij zich zorgen maakte over wat er zou kunnen gebeuren, over hoe de andere leden van zijn regiment op Kate zouden reageren. Kate was vastberaden om zich daar niet door te laten beïnvloeden. Ze wilde dit.

Eindelijk bereikten ze het kamp van het regiment. Er stonden tenten in een keurig vierkant, bedoeld voor de soldaten die geen familie in de stad hadden waar ze konden verblijven, of degenen waarbij men er niet op kon vertrouwen dat ze terug zouden komen als ze vertrokken. Kate had het vermoeden dat het ook bedoeld was om de soldaten aan de rand van de stad te houden, waar ze niet al te veel schade aan konden richten.

De mannen waren aan het oefenen of werken, of zaten in de warme zon te gokken. Kate zag verse rekruten die zelfs nog niet eens een uniform hadden in formatie staan, terwijl een sergeant bevelen naar hen schreeuwde. Meer ervaren mannen waren bezig met zwaardvechten en boogschieten, musketoefeningen en worstelen.

Er hing ook een bepaalde spanning. Kate pikte bezorgdheid op over de kans op oorlog. Mannen trainden harder nu omdat ze klaar wilden zijn voor het geval er geweld kwam. Twee mannen die met botte zwaarden met elkaar aan het sparren waren, leken elkaar bont en blauw te slaan.

“Ik weet dat het niet veel is,” zei Will, “en het is allemaal een beetje chaotisch op het moment, maar -”

“Het is perfect,” zei Kate.

Ze begon door het kamp te lopen en werd aangetrokken door de tent waar zwaarden, spiesen, kruisbogen en donderbussen in nette stapels lagen. Mallen stonden naast slijpstenen voor messen en hellebaarden. Een kaalgeschoren kwartiermeester keek haar argwanend aan, tot hij zag dat Will bij haar was. Toen liet hij haar de wapens bewonderen.

“Op zoek naar gebreken in de zwaarden?” vroeg hij, hoewel het duidelijk was dat hij niet geloofde dat Kate wist waar ze moest beginnen.

“Nou, die messen mogen wel even geslepen worden,” zei Kate, “en ik denk dat die bijl tijdens het hard worden wat vervormd is bij de randen.”

Nu keek de kwartiermeester haar aan met een verbazing die Kate een beetje beledigend vond.

 

“Kate leert van mijn vader terwijl ik weg ben,” zei Will.

“Hoezo zou ik niets van zwaarden af kunnen weten?” wilde Kate weten.

Ze liep verder door het kamp en nam alles in zich op, van het enthousiasme van de rekruten die de vaardigheden van het soldatenleven leerden, tot de berekende, efficiënte bewegingen van de veteranen.

Op dat moment wist Kate dat dit nog dichter kwam bij wat ze uiteindelijk wilde dan het leven in de smederij. In de smederij leerde ze wapens maken, maar deze mannen kregen de kans om ze te gebruiken. Ze hadden levens waarin ze reisden en vochten, levens waarin ze samenwerkten en weg konden uit de alledaagsheid van de stad.

En als er een weg was die Kate dichter bij wraak in de buurt bracht, dan was dit hem wel.

“Heb je zin om te sparren?” vroeg Kate aan Will. Ze pakte twee houten oefenzwaarden op. Ze waren zwaarder dan het zwaard dat zij had ontworpen, de eikenhouten handvatten ruw in haar hand.

“Weet je het zeker?” vroeg hij.

Kate wierp hem een van de oefenzwaarden toe. Will ving hem op en bracht hem in een vechtpositie. Kate kopieerde hem. Hij haalde langzaam naar haar uit en ze weerde het zwaard af, waarna ze terug stak. Ze gingen van voor naar achter en Kate had het gevoel dat ze het ritme te pakken kreeg. Ze weerde de aanvallen die te dichtbij kwamen af en Will pareerde op zijn beurt haar aanvallen. De zwaarden waren zwaar, maar Kate slaagde erin om zichzelf te verdedigen.

“Probeer je haar over te halen om zich bij ons aan te sluiten, Will?” riep een oudere man. “Of wil je alleen indruk op haar maken?”

Kate deed een stap achteruit en vroeg zich af hoe het zou zijn. Zij en Will zouden zij aan zij kunnen vechten, en naar plekken reizen waar Kate zelfs nog nooit van gehoord had.

“Misschien wil ik me wel aansluiten,” zei Kate, die haar vuisten op haar heupen zette.

De veteraan lachte alsof het de beste grap was die hij die dag had gehoord.

“Je wil je aansluiten? Oh, dat is een goeie. Je had haar eerder mee moeten nemen, Will. We houden wel van lachen.”

Kate voelde haar vingers zich om het heft van haar houten zwaard klemmen.

“Ik ben serieus,” beet ze.

“Horen jullie dat, jongens?” riep de veteraan, en nog steeds leek het alsof hij een goede grap had gehoord. “Ze meent het. Ze wil zich aansluiten bij de mannen van Heer Cranston!”

Dat leverde meer gelach uit het kamp op, en nu begon zich een kringetje om Kate en Will heen te vormen. Ze hadden duidelijk besloten dat dit een vermakelijk schouwspel was.

Kate kon voelen dat Will zich zorgen maakte. Hij wilde weglopen en Kate terug naar de smederij brengen, voor er iets kon gebeuren. Maar Kate wendde zich tot de mannen.

“Waarom zou ik me niet bij jullie kunnen aansluiten?” wilde Kate weten. “Als jullie je allemaal zo’n zorgen maken over de oorlog, hebben jullie toch iedereen nodig die jullie kunnen krijgen?”

“Elke man die we kunnen krijgen,” zei de veteraan. “Het regiment is geen plek voor meisjes. Zeker niet voor degenen die nauwelijks oud genoeg zijn om bij hun moeder weg te gaan.”

Kate voelde haar woede in zich opwellen. “Hou je mond. Je weet helemaal niets van mijn moeder.”

Ze zag de veteraan zijn schouders ophalen. “Oh, ga je me de mond snoeren? Om me heen dansen met je houten zwaard alsof je weet wat je ermee aan moet? Will deed voorzichtig met je, meisje. Wil je weten hoe het voelt om echt te vechten?”

Nu werd Kate echt kwaad. “Ik weet hoe het voelt om echt te vechten.”

Dat leverde weer gelach van de mannen op. Er zat ook iets wreeds achter. Kate ving gedachten op over gevechten, over momenten dat mannen hen met zwaarden hadden aangevallen. Ze namen haar niet serieus. Zelfs Will zag eruit alsof hij Kate liever hier vandaan wilde halen dan dat hij haar wilde steunen.

“Ik denk het niet,” zei de veteraan. Hij gebaarde naar een van de jongere rekruten, een jongen die meer vet dan spieren had, maar toch groter was dan Kate. “Jij, pak een oefenzwaard. We zullen dit kleine meisje eens laten zien waarom ze niet geschikt is voor de oorlog.”

De jongen liep naar voren. Hij zag er nerveus uit toen hij een houten zwaard pakte. Toch ging hij tegenover Kate staan. Hij verstevigde zijn grip op het zwaard, alsof hij zich probeerde te herinneren wat hij moest doen.

“Dit is geen goed idee,” zei Will. “Waarom gaan we niet -”

“Jij hebt haar hier gebracht,” snauwde de veteraan. “Onthou wat je plek is in dit regiment en ga aan de kant. Als het meisje wil vechten, kan ze vechten.”

Kate legde een hand op Wills schouder. “Het is goed, Will.”

Ze liep naar haar tegenstander toe en hief haar wapen zoals ze dat had gedaan toen ze met Will trainde. De mannen om haar heen lachten. Ze maakten grapjes met elkaar en sloten weddenschappen af over hoelang ze het zou volhouden.

“Het gevecht gaat door tot een van jullie het opgeeft,” zei de veteraan. “Wil je een van ons zijn, meisje? Dan moet je ons laten zien dat je niet zwak bent. Begin!”

Haar gave gaf haar voldoende waarschuwingen voor de eerste paar aanvallen, zodat ze die kon ontwijken. Maar het was geen perfecte gids en Kate moest nog altijd op haar reflexen en reacties vertrouwen. Ze pareerde instinctief en probeerde haar zwaard voor zich te houden.

De kracht van de klappen schoot door haar arm. De rekruut waar ze tegen vocht had dan wel wat overtollige kilo’s, maar hij vocht nog altijd met alle kracht die zijn formaat hem gaf. Kate’s zwaard trilde met elke klap en het begon tot haar door te dringen dat deze jongen haar pijn wilde doen. Hij wilde de mannen bewijzen dat hij een van hen was en dat hij even hard was, even meedogenloos. Kate gaf mee onder de aanvallen.

Toen besefte Kate hoe erg Will zich had ingehouden toen hij met haar had gevochten. Toen was er niet die meedogenloze kracht geweest, of die agressie achter de aanvallen. Desondanks zette Kate haar tanden op elkaar en probeerde terug te vechten. Ze had het vermoeden dat ze in elk geval sneller was dan de jongen, hoewel het gewicht van het oefenzwaard haar wel vertraagde.

Kate sneed en stak, maar haar aanvallen werden met net zoveel geweld geblokkeerd. Kate ging achteruit. Ze probeerde te denken en uit te werken of ze misschien langs de blokkeringen van de jongen kon komen, of met haar kleinere formaat en behendigheid achter hem langs kon glippen.

“Blijf daar niet zo staan!” schreeuwde de veteraan. “Val haar aan! Drijf haar in een hoek!”

Kate wilde klagen over het feit dat de jongen vanaf de zijlijn gecoacht werd, maar daar was geen tijd voor. De jongen stormde op haar af en drukte zijn zwaard tegen het hare. Op deze manier was er geen ruimte voor Kate om haar snelheid te gebruiken, terwijl hij zijn volledige gewicht en kracht kon inzetten.

Hij haalde uit met het heft van zijn houten oefenzwaard, en het afgeronde uiteinde raakte Kate tegen haar kaak. Ze voelde de doffe klap toen het stuk hout bot raakte en even leek de wereld om haar heen te draaien. De jongen sloeg haar weer en ze viel op een knie.

“Niet stoppen,” riep de veteraan. “Als je vijanden op de grond liggen, maak je ze af!”

Kate probeerde haar zwaard omhoog te krijgen om de volgende aanval te blokkeren, maar de impact was genoeg om het wapen uit haar hand te slaan. Het kwam in het modderige gras terecht. De jongen sloeg haar weer, en nog een keer, met zijn houten oefenzwaard. Hij hield zich niet in, alsof dat alleen maar zou laten zien dat hij zwak was. Zijn gezicht liep rood aan van de inspanning, alsof het feit dat Kate daar nog zat hem alleen maar kwader maakte.

Kate was al eerder geslagen. Ze wist dat het de kunst was om de aanvallen te absorberen, om geen pijn te laten zien, om gewoon te accepteren wat je niet kon veranderen. Daar kon ze echter niet aan toe geven. Dus ze wierp zichzelf naar voren en probeerde de jongen te tackelen.

Het heft van zijn houten zwaard raakte haar kaak opnieuw en ze viel languit in het gras. De jongen sloeg het zwaard tussen haar schouders, toen tegen haar rug. Hij was duidelijk vastbesloten om niet te stoppen tot hem dat werd gezegd.

Toen was Will er ineens, die het zwaard zonder moeite uit zijn handen wrikte. Kate wist dat ze dankbaar moest zijn dat hij tussenbeide kwam, maar op dat moment voelde het alleen als een bevestiging van hoe ongekwalificeerd haar tegenstander was. Will wilde haar overeind helpen, maar Kate wuifde hem weg, en dwong zichzelf om overeind te krabbelen.

“Het lukt wel,” zei ze.

“Dat is ook het enige wat je lukt,” snauwde de veteraan vanaf de zijlijn. “Will, haal dit meisje ons kamp uit. Ik wil haar niet meer zien. De enige plek voor vrouwen in het leger is als echtgenote of hoer.”

Kate wilde in zijn gezicht spugen, maar ze had het vermoeden dat dat haar alleen maar nog een pak slaag zou opleveren. En op dat moment kon ze nauwelijks nog staan. Toen Will haar arm weer pakte, liet ze het toe.

“Kom op,” zei Will, “we kunnen maar beter vertrekken voor ze besluiten iets ergers te doen.”

Kate knikte en liet hem haar van het trainingsveld af helpen. Ze had zich nog nooit zo vernederd gevoeld. Ze had gedacht dat ze kon vechten, maar het had slechts een grotere jongen gekost om haar te verslaan. Ze zou zijn naam toevoegen aan de lijst met mensen waar ze wraak op wilde nemen, maar dat was al een probleem op zich.

Hoe kon ze ooit hopen om wraak te nemen als ze niet eens een gevecht op een trainingsveld kon winnen? Hoe kon ze wraak nemen als ze zo zwak en hulpeloos was?

HOOFDSTUK NEGENTIEN

Sophia voelde zich vreemd toen ze het kasteel uitglipte en de stad in ging. Een van de wachters bij de poorten liep met haar mee. Ze draaide zich naar hem om en staarde hem aan, niet begrijpend wat hij wilde.

De prins laat ons onthoofden als we haar iets laten overkomen.

“Je volgt me omdat je denkt dat Prins Sebastian dat wil?” vroeg Sophia.

“Ja, mijn vrouwe,” zei de wachter.

Een deel van haar wilde hem vertellen dat het niet was wat zij wilde, omdat ze vandaag plekken moest bezoeken waar het beter was om niet geobserveerd te worden. Maar dat deed ze niet, en niet omdat het verdacht was voor een aristocrate om dat soort bescherming te weigeren. De realiteit was dat Ashton een gevaarlijke plek wás. Alleen al de gedachte dat ze de stad in moest vulde Sophia met angst voor alle dingen die konden gebeuren. In de korte tijd dat ze op straat had geleefd had ze de duistere kant van de stad gezien. Bovendien wist ze dat er nog jagers rond konden lopen.

“Goed dan,” zei Sophia, terwijl ze probeerde te bedenken hoe een aristocrate het zou brengen, “maar dit is wel… een delicate kwestie. Kan ik op je discretie vertrouwen?”

“Absoluut, mijn vrouwe. Wilt u dat ik uw tas draag?”

Sophia drukte de lederen tas die ze door een dienstmeisje had laten brengen tegen zich aan. De inhoud zou haar in de problemen kunnen brengen.

“Dat hoeft niet,” zei ze. “Het gaat ook om een geschenk voor Sebastian.” De leugen kwam bijna als vanzelf. Het was het enige wat Sophia kon bedenken om ervoor te zorgen dat de prins niet ieder detail zou horen.

“Van mij hoort hij niets,” beloofde de wachter.

Eerst had ze echter een boodschap te sturen.

Kate? Kun je me horen?

Ze kreeg natuurlijk geen antwoord. Hun gave werkte niet dwars door een hele stad, niet zoals het werkte wanneer ze in dezelfde ruimte waren. Toch creëerde Sophia een beeld van een van de pleinen voor het kasteel, hopend dat haar zusje het zou ontvangen en dat ze in staat zou zijn om te komen.

Het was onmogelijk om te weten of Kate het bericht had ontvangen, dus Sophia ging aan de slag met haar andere taak. Ze vroeg discreet rond op het plein, plukte informatie uit de gedachten van mensen tot ze vond waar ze naar zocht. De aanwezigheid van de wachter die enkele stappen achter haar liep, maakte het lastig. Maar tot zijn verdienste zei hij niets, en probeerde hij haar niet te ontmoedigen. Ze kon in zijn gedachten zien waarom.

Aristocraten doen vreemde dingen. Het is niet mijn plaats.

Toen ze bij de winkel van de lommerd kwam, deed Sophia haar best om eruit te zien als een nerveuze jonge aristocrate. Ze hoefde niet echt te acteren; alleen te denken aan wat er zou kunnen gebeuren als de verkeerde mensen haar hier zagen. Het was al erg genoeg dat de wachter bij haar was.

“Wacht hier op me,” zei Sophia tegen hem. Toen ging ze de winkel binnen.

Binnen stond een man in dure kleren, die duidelijk meerdere keren waren gerepareerd. Hij keek haar behoedzaam aan.

 

“Wat kan ik voor u doen… mijn vrouwe?”

“Het is een gevoelige kwestie,” zei Sophia.

“Discretie is mijn tweede naam.”

“Ik zit wat krap bij kas na het laatste bal en ik kan die jurk natuurlijk niet meer dragen… zou u daar geïnteresseerd in zijn?”

Het bleek dat hij dat zeker was, hoewel het bedrag dat hij ervoor wilde geven niet eens in de buurt kwam van wat het echt waard was. Toch leek de kleine stapel van Royals en shillings die hij haar overhandigde een fortuin. Voor het eerst leek haar diefstal van de kleren wat het was, want nu kon Sophia precies zien hoeveel ze van Angelica en de anderen had gestolen.

Toch zou ze het geld nodig hebben als ze de rol van de aristocrate Sophia van Meinhalt wilde blijven spelen. En ze kon het zich niet veroorloven om de jurk te bewaren, als hij op een dag herkend zou worden. Het was veiliger om zich ervan te ontdoen.

Ze had de transactie net afgerond toen ze uit het raam van de winkel keek en een bekende figuur in de menigte zag. Sophia zag haar zusje kijken alsof ze klaar was om ervandoor te gaan bij het eerste teken van problemen.

Een wachter meenemen om Kate te zien was waarschijnlijk geen goed idee.

“Is er nog een andere uitgang?” vroeg Sophia.

“Mijn vrouwe is zeer voorzichtig om niet gezien te worden,” zei de lommerd. “U hoeft zich geen zorgen te maken. Er is een reden dat ik zo dicht bij de adellijke wijk zit.”

Hij liet haar door een achterdeur naar buiten en Sophia glipte langs de plek waar de wachter op haar stond te wachten. Ze kocht twee palingpasteitjes en bier terwijl ze over het plein naar haar zusje toeliep. Sophia vroeg zich af hoe het Kate was vergaan de afgelopen dagen, en hoopte maar dat alles goed was gegaan. Ze hoopte in ieder geval dat het leven voor haar zusje minder gecompliceerd was dan het hare.

Op het moment dat Sophia haar zusje naar zich toe zag lopen, op het moment dat ze Kate’s gezicht zag, wist ze dat haar leven allesbehalve simpel was.

Ze zat onder de blauwe plekken en het leek erop dat ze een bloedlip had gehad die nog maar net aan het genezen was. Om een van haar handen zat verband, alsof ze zich had verbrand, en ze bewoog zonder de energie en kracht die Sophia van haar gewend was. Sophia rende naar haar toe en sloeg haar armen om Kate heen.

“Wat is er met je gebeurd?” vroeg Sophia. “Ben je in orde?”

“Het is niets,” zei Kate, en Sophia kon in haar ogen zien dat Kate alleen maar dapper probeerde te zijn.

Je kunt geen dingen voor me verbergen, stuurde Sophia. Nu ze zo dicht bij haar stond, voelde het niet langer als een blindelingse boodschap door de stad. Wat is er gebeurd?

“Van alles,” zei Kate. Ze pakte een van de palingpasteitjes aan die Sophia haar aanbood. “Dat is de reden dat ik kon komen. Thomas heeft me een dag vrij gegeven van het werk in de smederij.”

“Is hij degene die dit heeft gedaan?” vroeg Sophia. Ze wist niet wat ze kon doen tegen iemand die haar zusje had pijn gedaan, maar ze zou wel iets bedenken.

“Wat?” vroeg Kate. “Nee! Dit… het is vernederend. Ik wilde me aansluiten bij een van de vrije regimenten.”

“Je probeerde je bij een regiment aan te sluiten?” zei Sophia. “En ze hebben je daarom geslagen? Heb je daarom al die verwondingen?”

“Niet allemaal,” gaf Kate toe. “Die brandwond komt omdat ik onhandig was in de smederij. Oh, en er waren een paar schippersknechten die me van een binnenschip hebben afgegooid toen ik probeerde de stad uit te komen.”

Dat was het laatste wat Sophia wilde horen. Ze wilde dat haar zusje gelukkig was.

“Oh, Kate, waarom kon je niet op een veilige plek blijven? Waarom kun je niet het soort meisje zijn dat gewoon in de bibliotheek zit te lezen?”

“Dat ben ik ook, weet je nog?” kaatste Kate terug. “Ik heb je er mee naartoe genomen.”

Sophia was vergeten dat de bibliotheek de eerste plek was geweest waar ze heen waren gegaan na hun ontsnapping. Het leek een eeuwigheid geleden, maar het waren slechts enkele dagen.

“Je zou de bibliotheek in het paleis geweldig vinden,” zei Sophia. “Ze hebben meer boeken dan je ooit zou kunnen lezen.”

“Dan ben je daar vast op je plek,” zei Kate. “Ik kan niet geloven dat je daar binnen bent gekomen.”

“Het was niet makkelijk,” verzekerde Sophia haar. “Ik moest bij een bal naar binnen glippen.”

Sophia begon haar het verhaal te vertellen en ze zag de ogen van haar zusje groot worden.

“Je hebt een príns verleid?” zei Kate ongelovig.

“Ik denk… dat we elkaar soort van verleid hebben,” zei Sophia. Ze wilde dat wat ze met Sebastian had niet zien als het soort manipulatie die de aristocratie toepaste op hen die meer geld hadden. “Hij is geweldig, Kate.”

“En het gaat goed met je, zo te zien,” zei Kate, gebarend naar Sophia’s dure kleren.

“Ja, ik…” Sophia aarzelde, en schudde toen haar hoofd. “Het is er ook gevaarlijk. Er zijn al mensen die vragen stellen, mensen die zich afvragen wie ik ben. Ze slaan me daar weliswaar niet, maar er zijn meisjes die… ik heb ze kwaad gemaakt toen Sebastian voor mij koos. Ze zullen het niet vergeten.”

Kate legde een hand op haar arm. “Het klinkt alsof we allebei wat voorzichtiger moeten zijn. Weet je zeker dat je de juiste keus hebt gemaakt?”

“Weet jij dat?” vroeg Sophia. Ze kon Kate niet de waarheid laten zien: dat ze het niet zeker wist. Dat er een deel van haar was dat ervan wilde weglopen voordat het allemaal afschuwelijk verkeerd zou gaan. Ze had wat geld. Zij en Kate zouden op een boot mee kunnen gaan en de stad uit kunnen varen. Behalve… ze wist niet of ze Sebastian wel zo gemakkelijk kon achterlaten.

“Ik moet dit doen,” zei Kate. “Deze blauwe plekken zijn niets. Ik zal leren om te vechten. Ik zal ergens heen gaan waar ik van niemand afhankelijk ben.”

Voor Sophia klonk het alsof ze zichzelf probeerde te overtuigen, maar ze zei niets. Ze wist hoe het voelde om te hopen dat alles wel goed zou komen, ondanks het feit dat er zoveel dingen waren die fout konden gaan.

“En,” zei Kate, “er is een jongen. Zijn naam is Will.”

Haar zusje klonk ineens hoopvol. Sophia herkende die toon, want ze had het in haar eigen stem gehoord wanneer ze over Sebastian sprak.

“Vertel me over Will,” zei Sophia met een glimlach.

“Hij is geweldig,” zei Kate. “Het was zijn regiment waar we heen gingen, en -”

“En jij probeerde indruk op hem te maken?” vroeg Sophia.

Kate keek beschaamd. “Een beetje.”

Sophia sloeg een arm om haar zusje heen. “Kate, je moet geen dingen doen waardoor je iets kan overkomen.”

“Jij ook niet,” kaatste Kate terug. “Het klinkt behoorlijk gevaarlijk in dat paleis.” Ze zweeg even. “We kunnen er nog steeds vandoor gaan. Kom nu met me mee. We kunnen gewoon vertrekken, de stad uitgaan en een andere plek zoeken.”

Sophia wilde dat ze dat kon. Ze wilde niets liever dan haar zusje beschermen en ervoor zorgen dat haar nooit meer iets zou overkomen.

“Dat kan ik niet,” zei ze, maar het deed haar pijn om het te zeggen. “Ik moet dit doen. Ik moet terug.”

Kate knuffelde haar. “Weet je het zeker?”

Sophia wist het niet zeker, maar dat kon ze haar zusje niet laten zien.

“Je kunt op me vertrouwen,” zei ze. “Als ik je hoor roepen, dan kom ik.”

“Ik ook,” beloofde Kate. “Waar je ook bent, waar je ook heen gaat, ik zal komen als je me nodig hebt. Ik bestorm het paleis als het nodig is.”

Ze zou het waarschijnlijk nog doen ook. Alleen de gedachte al deed Sophia glimlachen.

“Tot het zover is, neem dit,” zei Sophia, en ze drukte de meeste munten die ze voor de jurk had gekregen in de hand van haar zusje. “En Kate? Probeer wat meer tijd in bibliotheken door te brengen in plaats van in elkaar geslagen te worden?”

Ze zag haar zusje knikken.

“Misschien doe ik dat wel,” zei Kate. “Misschien doe ik dat wel.”

***

Kate baande zich een weg terug door de stad, terwijl ze op haar hoede bleef voor mensen die haar kwaad zouden willen doen. Het gevecht op het trainingsveld had haar geleerd dat er altijd wel iemand was die zou proberen haar kwaad te doen. Waar ze ook ging, er zou altijd iemand zijn die wilde bewijzen dat hij sterker was, of dat zij waardeloos was.