Read the book: «Begeerd»

Font:
Over Morgan Rice

Morgan Rice is de bestsellerauteur van DE VAMPIERVERSLAGEN, een serie voor jongvolwassenen die bestaat uit elf boeken (en er worden nog meer delen geschreven); van de bestsellerserie DE OVERLEVINGSTRILOGIE, een post-apocalyptische thriller waarvan tot nu toe twee boeken zijn verschenen; en de #1 epische fantasy-bestsellerserie DE TOVENAARSRING, waarvan nu dertien boeken zijn verschenen (en er worden nog meer boeken geschreven).

Morgans boeken zijn verkrijgbaar als audioboek en boekvorm, en er zijn vertalingen verkrijgbaar in het Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Portugees, Japans, Chinees, Zweeds, Nederlands, Turks, Hongaars, Tsjechisch en Slowaaks (en er komen meer talen aan).

VERANDERD (Boek #1 van de Vampierverslagen), ARENA EEN (Boek #1 van de Overlevingstrilogie), EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1 van de Tovenaarsring) en DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1 in de serie Koningen en Tovenaars) zijn gratis te downloaden!

Morgan hoort graag van jullie, dus bezoek www.morganricebooks.com om je voor de nieuwsbrief in te schrijven, een gratis boek te ontvangen en gratis spullen te winnen, de gratis app te downloaden en daarmee het laatste, exclusieve nieuws te lezen. Volg haar ook op Facebook en Twitter om in contact met haar te blijven!

Lof voor DE VAMPIERVERSLAGEN

“Rice trekt je meteen in het verhaal en laat je niet meer los, door haar gebruik van een beschrijvende kwaliteit die uitstijgt boven het simpelweg beschrijven van de scène… Goed geschreven en leest razendsnel weg.”

– Black Lagoon Reviews (over Veranderd)

“Een ideaal verhaal voor jonge lezers. Morgan Rice geeft er een erg interessante draai aan… Verfrissend en uniek. De serie draait om één meisje… een buitengewoon meisje!..Makkelijk te lezen, maar met een extreem hoog tempo. Ouderlijk toezicht geadviseerd”

– The Romance Reviews (over Veranderd)

“Greep mijn aandacht vanaf het begin en liet die niet meer los… Dit verhaal is een geweldig avontuur met een hoog tempo en vol actie, meteen vanaf het begin. Je zult geen enkel saai moment tegenkomen.”

– Paranormal Romance Guild (over Veranderd)

“Boordevol actie, romantiek, avontuur en spanning. Zorg dat je dit boek in handen krijgt en word steeds weer opnieuw verliefd.”

– vampirebooksite.com (over Veranderd)

“Een geweldige verhaallijn, en dit is écht het type boek dat je ‘s avonds maar moeilijk neer kunt leggen. Het einde was een cliffhanger die zó spectaculair is dat je meteen het volgende boek wilt lezen, zodat je erachter komt hoe het verdergaat.”

– The Dallas Examiner (over Geliefd)

“Een boek dat zich kan meten met TWILIGHT en VAMPIRE DIARIES, en dat ervoor zorgt dat je het in één ruk uit wilt lezen. Als je van avontuur, liefde en vampiers houdt, is dit een boek voor jou!”

– Vampirebooksite.com (over Veranderd)

“Morgan Rice bewijst opnieuw dat ze een extreem getalenteerde verhalenvertelster is… Dit boek spreekt een breed publiek aan, waaronder jongere fans van het vampiers/fantasygenre. Het eindigt met een onverwachte cliffhanger waar je versteld van zult staan.”

– The Romance Reviews (over Geliefd)
Boeken van Morgan Rice
KONINGEN EN TOVENAARS
DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1)
DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (Boek #2)
DE TOVENAARSRING
EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1)
EEN MARS VAN KONINGEN (Boek #2)
EEN LOT VAN DRAKEN (Boek #3)
EEN SCHREEUW VAN EER (Boek #4)
EEN GELOFTE VAN GLORIE (Boek #5)
EEN AANVAL VAN MOED (Boek #6)
EEN RITE VAN ZWAARDEN (Boek #7)
EEN GIFT VAN WAPENS (Boek #8)
EEN HEMEL VAN SPREUKEN (Boek #9)
EEN ZEE VAN SCHILDEN (Boek #10)
EEN BEWIND VAN STAAL (Boek #11)
EEN LAND VAN VUUR (Boek #12)
EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (Boek #13)
EEN EED VAN BROEDERS (Boek #14)
EEN DROOM VAN STERVELINGEN (Boek #15)
EEN STEEKSPEL VAN RIDDERS (Boek #16)
HET GESCHENK VAN DE STRIJD (Boek #17)
DE OVERLEVINGSTRILOGIE
ARENA EEN: SLAVENDRIJVERS (Boek #1)
ARENA TWEE (Boek #2)
DE VAMPIERVERSLAGEN
VERANDERD (Boek #1)
GELIEFD (Boek #2)
VERRADEN (Boek #3)
VOORBESTEMD (Boek #4)
BEGEERD (Boek #5)
VERLOOFD (Boek #6)
GEZWOREN (Boek #7)
GEVONDEN (Boek #8)
HERREZEN (Boek #9)
VERLANGD (Boek #10)
VOORBESCHIKT (Boek #11)
Luister naar DE VAMPIERVERSLAGEN in audioboek formaat!

Auteursrechten © 2012 door Morgan Rice

Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de Copyright Act uit 1976 in de VS, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, verspreid of uitgezonden worden in welke vorm en door welk middel dan ook, of opgeslagen in een database of terugzoeksysteem, zonder toestemming vooraf van de auteur.

Dit e-book is uitsluitend voor uw persoonlijke amusement uitgegeven. Dit e-book mag niet worden doorverkocht of weggegeven aan andere mensen. Als u dit boek met een andere persoon wilt delen, koop dan alstublieft een ander exemplaar voor elke ontvanger. Als u dit boek leest, en het niet gekocht heeft, of het niet uitsluitend voor uw eigen gebruik is aangeschaft, stuur het dan alstublieft terug en koop uw eigen exemplaar. Bedankt voor het respect voor het harde werk van deze auteur.

Dit werk is fictie. Namen, karakters, bedrijven, organisaties, plaatsen, gebeurtenissen en incidenten zijn óf het product van de geest van de auteur óf worden gebruikt in een fictionele context. Elke gelijkenis op echte personen, levend of dood, is volledig toevallig.

Jacket art ©iStock.com /© lamia-ell

FEIT:

Montmartre, in Parijs, is beroemd voor zijn enorme kerk, de Sacré-Cœur Basiliek, die gebouwd werd in de 19de eeuw. Maar ernaast, hoog boven op de heuvel, staat de kleine en minder bekende kerk van Sint Pieter. Deze kleine obscure kerk is veel kleiner dan de naburige kerk, ze dateert uit de 3de eeuw, en is zelfs nog belangrijker: op deze plaats werden de eden gezworen die aanleiding gaven tot het oprichten van de Sociëteit van Jezus.

FEIT:

Sainte Chapelle, dat gelegen is op een klein eiland in het midden van Parijs (niet ver van de beroemde Notre Dame), werd gebouwd in de 13de eeuw, en gedurende honderden jaren werden hier de waardevolste relieken van het Christendom bewaard, zoals de Doornenkroon, de Heilige Lans, en stukjes van het kruis waarop Jezus gekruisigd werd. Deze relieken werden bewaard in een grote, zwaar versierde zilveren kist…

“Why art thou yet so fair? shall I believe
That unsubstantial death is amorous,
And that the lean abhorred monster keeps
Thee here in dark to be his paramour?
For fear of that, I still will stay with thee;
And never from this palace of dim night
Depart again…”
– William Shakespeare, Romeo and Juliet

HOOFDSTUK EEN

Parijs, Frankrijk

(Juli, 1789)

Caitlin Paine werd wakker in zwartheid.

De lucht was zwaar, en ze ondervond moeite om te ademen wanneer ze probeerde om te bewegen. Ze lag op haar rug, op een harde ondergrond. Het was koud en vochtig, en een minuscuul straaltje licht kwam haar tegemoet wanneer ze naar boven keek.

Haar schouders werden samengedrukt, maar toch kon ze met een beetje moeite rechtop raken. Ze strekte haar handpalmen uit, en voelde aan het oppervlak boven haar. Steen. Ze liet haar handen erlangs glijden, ze kon de verhoudingen aanvoelen, en ze realiseerde zich dat ze helemaal ingesloten was. In een kist.

Caitlin’s hart begon zwaar te slaan. Ze had een hekel aan bekrompen ruimtes, en ze begon nog dieper te ademen. Ze vroeg zich af of ze aan het dromen was, of ze vastzat in een vreselijk dilemma, of dat ze echt wakker geworden was in een andere tijd, en een andere plaats.

Ze kwam terug rechtop, met behulp van beide handen, en met al haar kracht, drukte ze zo hard ze kon. Er zat bijna een paar centimeter beweging in, net genoeg om een vinger in de barst te doen glijden. Ze duwde nog een keer, met al haar kracht, en het zware stenen deksel bewoog een beetje verder, met het geluid dat een steen maakt wanneer hij tegen een andere schraapt.

Ze perste een paar vingers meer in de breder wordende scheur, en met al haar kracht, kwam er beweging in. Nu ging het deksel eraf.

Caitlin zat rechtop, ze ademde diep, en keek overal in het rond. Haar longen snakten naar adem in de frisse lucht, en ze verkwikte zichzelf in het licht, terwijl ze met haar handen in haar ogen wreef. Hoelang had ze in zulke donkerte verbleven? Ze vroeg het zich af.

Terwijl ze daar zo zat, en haar ogen afschermde, bereidde ze zichzelf voor op elk geluid dat zou komen, op elke beweging. Ze kon zich herinneren hoe ruw ze wakker geworden was op een begraafplaats in Italië, en deze keer, wou ze niets aan het toeval overlaten. Ze was voorbereid op alles, klaar om zich te verdedigen tegen welke dorpelingen dan ook, of vampiers – of wat dan ook – dat er zich dichtbij mocht bevinden.

Maar deze keer was alles stil. Traag deed ze haar speurende ogen open, en ze kon zich ervan vergewissen dat ze inderdaad, alleen was, alles was stilte. Terwijl haar ogen zich aanpasten, werd ze gewaar, dat het hier eigenlijk niet zo fel verlicht was. Ze bevond zich in een grotachtige kamer van steen, met lage gebogen plafonds. Dit leek op de crypte van een kerk. De kamer werd verlicht door een occasionele brandende kaars. Nu realiseerde ze zich dat het nacht moest zijn.

Nu dat haar ogen zich aangepast hadden, keek ze voorzichtig rond. Ze kreeg gelijk: ze had in een stenen sarcofaag gelegen, in de hoek van een stenen kamer, in wat de crypte van een kerk leek te zijn. De kamer was leeg, op een paar stenen standbeelden na, en verschillende andere sarcofagen.

Caitlin stapte uit de sarcofaag. Ze rekte zich uit en testte al haar spieren uit. Het voelde goed aan om terug rechtop te kunnen staan. Ze was dankbaar dat ze deze keer niet midden in een gevecht wakker werd. Nu had ze op zijn minst enkele rustige momenten om tot zichzelf te komen.

Maar ze voelde zich nog steeds zo gedesoriënteerd. Haar hoofd voelde zeer zwaar aan, alsof ze wakker werd na duizend jaar te hebben geslapen. En onmiddellijk voelde ze ook een hongeraanval opkomen.

Waar was ze toch? Zo vroeg ze zich opnieuw af. Welk jaar was het?

En nog belangrijker, waar was Caleb?

Ze was er het hart van in, dat hij zich niet aan haar zijde bevond.

Caitlin bekeek de kamer onderzoekend, en keek overal of ze hem ergens kon bespeuren. Maar er was niets. De andere sarcofagen waren allemaal geopend en leeg, maar er was nergens waar hij zich zou kunnen verstoppen.

“Hallo?” ze riep nu op hem. “Caleb?”

Ze zette nu een paar aarzelende stapjes in de kamer, en zag een lage, gebogen deuropening, de enige weg naar buiten. Ze ging ernaar toe en probeerde de deurknop uit. De deur zwaaide gemakkelijk open omdat ze niet op slot gedaan was.

Voordat ze de kamer verliet, draaide ze zich om en monsterde ze haar omgeving, en vergewiste ze er zich van dat ze niets vergeten had wat ze nodig zou kunnen hebben. Ze reikte naar beneden en voelde zo haar eigen halsketting, die nog steeds om haar hals hing; ze voelde in haar zakken, en voelde zich wat zekerder omdat ze haar eigen dagboek vond, en een, grote sleutel. Het was alles dat ze nog bezat in de wereld, en het was alles wat ze nodig had.

Terwijl Caitlin naar buiten ging, ging ze verder langs een lange stenen gang met bogen. Ze kon alleen maar denken hoe ze Caleb zou kunnen vinden. Hij was toch wel samen met haar teruggekeerd zeker. Of niet soms?

En wanneer dat wel het geval was, zou hij zich deze keer kunnen herinneren? Ze kon er echt niet aan denken dat ze dit deze keer ook allemaal zou moeten meemaken, zoals naar hem op zoek gaan, en dan tot de ontdekking komen dat hij zich haar helemaal niet kan herinneren. Nee. Ze zwoer dat het deze keer helemaal anders zou gaan. Hij leefde nog, daar verzekerde ze zichzelf van, en ze waren samen teruggekeerd. Zo moet het gegaan zijn.

Maar terwijl ze zich door de gang haastte, en een klein stukje op de trappen naar boven liep, voelde ze dat haar tred zich aan het versnellen was, en ze had dat haar welbekende gevoel in haar hart dat haar zei dat hij niet met haar was teruggekomen. Trouwens, hij was niet naast haar wakker geworden, terwijl hij haar hand vasthield, hij was er niet om haar steun te bieden. Betekende dit dat hij de terugreis niet gemaakt had? De knoop in haar maag werd alsmaar groter.

En wat is er dan met Sam? Hij was daar ook geweest. Waarom was er geen enkel teken van hem te bekennen?

Caitlin bereikte eindelijk de top van het trappenhuis, ze opende een andere deur, en stond daar, en verbaasde zich over het uitzicht. Ze stond in de hoofdkapel van een buitengewone kerk. Ze had nog nooit zulke hoge plafonds gezien, zoveel glasramen, en zulk een enorm, uitgebreid altaar. De rijen kerkstoelen leken wel eindeloos, en het zag eruit of dat deze plaats groot genoeg was om er duizenden mensen binnen te laten.

Gelukkig was het leeg. Er brandden overal kaarsen, maar het was duidelijk laat. Daar was ze dankbaar voor: het laatste wat ze wou, was tussen een menigte van duizenden mensen lopen die haar van top tot teen zouden aanstaren.

Caitlin baande zich langzaam, recht in het midden van de kerkbeuk, een weg naar de uitgang. Ze keek uit om een glimp van Caleb te kunnen opvangen, of van Sam, of misschien van een priester. Iemand zoals die priester in Assisi, iemand die haar zou kunnen verwelkomen, om haar een paar dingen te kunnen uitleggen. Iemand die haar zou kunnen zeggen waar ze zich bevond, en wanneer, en waarom.

Maar er was niemand. Het leek erop dat Caitlin helemaal, moederziel alleen was.

Caitlin bereikte de gigantische dubbele deuren, en hield haar hard vast voor wat dan ook er buiten op haar zou wachten.

Wanneer ze de deuren opende, slaakte ze een zucht. De nacht werd overal verlicht door de straatlantaarns, en voor haar, bevond zich een grote mensenmassa. Ze waren niet aan het wachten om de kerk binnen te kunnen, maar ze leken eerder te krioelen, op een groot open plein. Het was een drukke en feestelijke avondscene, en vermits Caitlin de warmte kon voelen, wist ze meteen dat het zomer was. Ze was geschokt door de aanblik al deze mensen, door hun antieke klederdracht, doordat ze er zo deftig bijliepen. Gelukkig leek niemand haar op te merken. Maar ze kon haar ogen gewoon niet van hen afhouden.

Er waren honderden mensen, de meesten onder hen gingen formeel gekleed, ze kwamen duidelijk allemaal uit een andere eeuw. Tussen hen bevonden zich paarden, koetsen, straatverkopers, kunstenaars, zangers. Het was een drukbezocht, zomers avondplaatje, en het was overweldigend. Ze vroeg zich af welk jaar het zou kunnen zijn, en op welke plaats ze mogelijk terechtgekomen was. En nog belangrijker, terwijl ze al de vreemde en buitenlandse gezichten bekeek, vroeg ze zich af of Caleb misschien tussen hen aan het wachten zou kunnen zijn.

Ze speurde wanhopig de menigte af, en ze hoopte, terwijl ze er zich probeerde van te overtuigen dat Caleb, en misschien Sam, zich onder deze mensen zouden kunnen bevinden. Ze keek uit in alle richtingen, maar vele minuten later, kwam ze tot de ontdekking dat ze er simpelweg niet bij waren.

Caitlin zette verschillende stappen voorwaarts, recht naar het plein, en ze draaide zich om in de richting van de kerk, hopende dat ze de voorkant ervan zou herkennen, en dat ze zo een hint zou krijgen van waar ze zich bevond.

Het hielp. Ze was allesbehalve een expert op het gebied van architectuur, geschiedenis, of kerken, maar van sommige dingen was ze wel op de hoogte. Sommige plaatsen maakten de dingen zo overduidelijk, ze staan gewoon gegraveerd in het gemeenschappelijke onderbewustzijn, en zo was ze er zeker van dat ze die wel zou kunnen herkennen. En dit was een van die plaatsen.

Ze stond voor de Notre Dame.

Ze was in Parijs.

Het was een plaats die ze niet verwisselen met een andere. Zijn drie gigantische voordeuren, rijkelijk gegraveerd; de dozijnen kleine standbeeldjes er bovenop; zijn in detail uitgewerkte façade die ongeveer honderd meter in de lucht uittorent. Dit was een van de meest herkenbare plaatsen op aarde. Ze had het voordien al online gezien, meer dan een keer. Ze kon het niet geloven: ze was echt in Parijs.

Caitlin had altijd al naar Parijs willen gaan, ze had haar moeder altijd al gesmeekt om haar een keer meet te nemen. Een keertje, wanneer ze op de middelbare school een vriendje had gehad, had ze gedurig aan gehoopt, dat hij haar zou meenemen naar daar. Het was een plaats waar ze altijd al van gedroomd had dat ze er een keertje naartoe zou gaan, en het was werkelijk adembenemend dat ze hier ook echt was. En dan nog eens in een andere eeuw.

Caitlin voelde zichzelf een beetje onder de voet gelopen in de zwellende massa, en opeens keek ze naar beneden, en keek ze eens goed naar haar kleren. Ze verstijfde van schrik toen ze merkte dat ze nog steeds gekleed ging in de eenvoudige gevangeniskledij dat Kyle haar gegeven had in het Colosseum in Rome. Ze droeg een tuniek van canvas, nogal ruw op haar huid, grof uitgesneden, veel te groot voor haar, over haar bovenlichaam en benen getrokken met een stuk touw. Haar haar was mat, ongewassen, en hing in haar gezicht. Ze zag eruit als een ontsnapte gevangene of een dakloze.

Nu ze zicht wat angstiger voelde, begon Caitlin terug naar Caleb te zoeken, en naar Sam, naar iedereen die ze herkende, naar gelijk wie die haar zou kunnen helpen. Nooit eerder had ze zich eenzamer gevoeld, en ze wilde niets liever dan hen met haar eigen ogen te kunnen waarnemen, dan te weten dat ze niet alleen naar deze plaats terugkeerde, en dan te weten dat alles in orde zou komen.

Maar ze kon niemand herkennen.

Misschien ben ik de enige, zo dacht ze. Misschien sta ik er terug helemaal alleen voor.

De gedachte hieraan doorboorde haar maag zoals een mes. Ze wilde zich in een bolletje oprollen, terugkruipen en zich verstoppen in de kerk, om naar een andere tijd gezonden te worden, naar een andere plaats – gelijk welke plaats waar ze kon wakker worden en iemand ontmoeten die ze kende.

Maar ze maakte zichzelf sterk. Ze wist dat er van terugtrekken geen sprake was, dat er geen andere optie was dan voort te gaan. Ze moest gewoon dapper zijn, haar plaats vinden in deze tijd en plaats. Er was gewoon geen andere keuze.

*

Caitlin moest weg geraken uit de massa. Ze had het nodig om alleen te zijn, om te rusten, om te eten en te denken. Ze moest bedenken waar ze naartoe zou kunnen gaan, waar ze naar Caleb zou kunnen zoeken, en of hij zelfs nog daar kon zijn. En net zo belangrijk was, dat zij er achter kwam waarom ze in de stad was, en in dit tijdperk. Ze wist zelfs niet en welk jaar ze zich bevond.

Iemand snelde haar voorbij, en and Caitlin zocht toenadering en pakte zijn arm vast, ze werd overweldigd door de plotse wens om alles te weten te komen.

Hij draaide zich om en bekeek haar, een beetje uit het lood geslagen dat hij zo vlug tegengehouden werd.

“Het spijt me,” zei ze, en ze werd zich bewust van hoe droog haar keel wel niet was, en hoe sjofel ze er uit moet gezien hebben, maar ze sprak voorzichtig haar eerste woorden, “maar in welk jaar zijn we?”

Ze voelde zich zelfs beschaamd toen ze het vroeg, omdat ze er zich bewust van was dat ze misschien als gek zou kunnen overkomen.

“Jaar?” De verwarde man keek haar vragend aan.

“Hmm… Het spijt me, maar ik kan het me niet … herinneren.”

De man keek haar van onder tot boven aan en schudde vervolgens traag zijn hoofd, alsof hij wou beslisssen dat er iets mis met haar was.

“Het is 1789, natuurlijk. En het is nog lang geen Oudejaarsavond, dus je hebt werkelijk geen excuus, ” zei hij, en hij schudde zijn hoofd afkeurend, en hij marcheerde weg.

1789. De realiteit van deze getallen raasde doorheen Caitlin’s gedachten. Ze kon zich herinneren dat ze het laatst in het jaar 1791 was geweest. Twee jaar. Dat is niet zover uit de buurt.

Maar, nu was ze in Parijs, en dat is een heel andere wereld dan Venetië. Waarom hier? Waarom nu?

Ze brak er haar hoofd over, en probeerde met de moed der wanhoop iets van haar geschiedenis lessen te herinneren om te weten wat er in Frankrijk gebeurd was in 1789. Ze schaamde zich omdat ze zich realiseerde dat ze dit niet kon. Ze kon zich wel opnieuw een klap geven omdat ze niet beter opgelet had in de klas. Wanneer ze in haar middelbare schooltijd geweten had dat ze op een dag terug in de tijd zou reizen, dan zou ze wel haar geschiedenisles de hele nacht door geblokt hebben, en zou ze zich de moeite getroost hebben om alles te onthouden.

Ze realiseerde zich nu dat het allemaal niet veel uitmaakte. Nu maakt ze zelf deel uit van de geschiedenis. Nu had ze de kans om de dingen te veranderen, om zichzelf te veranderen. Ze werd er zich van bewust dat het verleden kon veranderd worden. Het is niet omdat bepaalde dingen gebeurd waren in de geschiedenisboeken, dat dat betekende dat zij, terwijl ze terug in de tijd reisde, de dingen nu niet zou kunnen veranderen. In zekere zin, had ze dit al gedaan: haar verschijning hier, in deze tijd, zou alles beïnvloeden. Dat, op zijn beurt, kon op eigen bescheiden wijze, de loop van de geschiedenis doen veranderen.

Dit maakte haar nog meer bewust van het belang van haar daden. Het was haar taak om het verleden opnieuw te creëren.

Terwijl ze de elegante omgeving in haar opnam, begon Caitlin een beetje tot rust te komen, en ze voelde zich zelfs een beetje aangemoedigd. Ze was tenminste op een mooie plaats terechtgekomen, in een mooie stad, en in een mooi tijdperk. Dit kon je immers bezwaarlijk het stenen tijdperk noemen, en het was niet alsof ze verschenen was in een godverlaten boerendorpje. Alles in haar buurt zag er even brandschoon uit, en de mensen waren allemaal zo netjes gekleed, en de kasseistraten blonken in het licht van de fakkels. En het enige dat ze zich kon herinneren over het Parijs van de 18de eeuw, dat was dat het een tijd van grote luxe was voor Frankrijk, een tijd van grote welvaart, een tijd waar koningen en koninginnen het nog steeds voor het zeggen hadden.

Caitlin realiseerde zich dat de Notre Dame zich op een klein eilandje bevond, en ze voelde dat het nodig was om daar snel weg te komen. Het was gewoon veel te druk hier, en ze had wat ruimte nodig. Ze ontdekte verschillende kleine voetgangersbruggetjes die haar daar vandaan zouden leiden, en ze ging er naar eentje toe. Ze liet zichzelf toe om te hopen dat misschien de aanwezigheid van Caleb haar in een bepaalde richting zou leiden.

Terwijl ze over de rivier wandelde, zag ze hoe mooi de nacht in Parijs wel was, verlicht door licht van fakkels, zo helemaal langs de rivier, en door de volle maan. Ze dacht aan Caleb, en ze wenste dat hij aan haar zij zou zijn om samen met haar van het zicht te genieten.

Terwijl ze over de brug wandelde, en op het water neerkeek, werd ze overvallen door herinneringen. Ze dacht aan Pollepel, over de Rivier de Hudson River bij nacht, of aan de manier waarop de maan de rivier deed oplichten. Ze voelde een plotse drang om van de brug te springen, om haar vleugels uit te testen, om te zien of ze opnieuw kon vliegen, en hoog boven alles kon uittoornen.

Maar ze voelde zich zwak en hongerig, en terwijl ze achterover leunde, kon ze haar vleugels helemaal niet voelen. Ze vroeg zich af of de reis terug in de tijd een effect had gehad op haar vermogens en krachten. Ze voelde zich bijlange niet zo sterk als ze zich eens gevoeld had. In feite voelde ze zich bijna menselijk. Fragiel. Kwetsbaar. Ze hield niet van dat gevoel.

Nadat Caitlin de rivier overgestoken had, slenterde ze langs de straten, en zwierf ze urenlang, hopeloos verdwaald. Ze wandelde door kronkelende, draaiende straten, steeds verder van de rivier weg, richting het noorden. Ze verbaasde zich over de stad. In sommige opzichten, voelde ze hetzelfde aan als Venetië en Florence in 1791. Net zoals deze steden, was Parijs nog altijd hetzelfde, zelfs in vergelijking met hoe het eruit zag in de 21ste eeuw. Ze was nog nooit hier geweest, maar ze had foto’s gezien, en het choqueerde haar om zoveel gebouwen en monumenten te herkennen.

Ook hier waren de straten meestal van kasseien, gevuld met koetsen en paarden, of uitzonderlijk een paard met een ruiter alleen. Mensen wandelden in mooi bewerkte pakken, op hun gemak voortschrijdend, alsof ze alle tijd van de wereld hadden. Net zoals in deze steden, was ook hier nog geen waterleiding, en Caitlin kon niet anders dan vaststellen dat het afval op straat lag, en walgen van de verschrikkelijke stank in de zomerse hitte. Ze wenste dat ze nog een van die kleine potpourri zakjes bij zich had die Polly haar in Venetië had gegeven.

Maar in tegenstelling tot deze andere steden, vormde Parijs een wereld op zich. De straten waren hier breder, de gebouwen waren lager, en ze waren mooier ontworpen. De stad voelde ouder aan, waardevoller, en mooier. Het was ook minder druk: hoe verder ze wegging van de Notre Dame, hoe minder mensen ze bespeurde. Misschien was het enkel omdat het al laat op de avond was, maar de straten voelden bijna leeg aan.

Ze wandelde en wandelde, en haar benen en voeten werden vermoeid, achter elke hoek zocht ze naar enig teken van Caleb, of elke aanwijzing die haar in een bijzondere richting zou kunnen sturen. Er was niets.

Ongeveer elke twintig blokken, veranderde de buurt van uitzicht, en het gevoel erbij veranderde ook. Terwijl ze verder en verder noordwaarts trok, begon ze aan de beklimming van een heuvel, in een nieuw district, nu een met smalle stegen, en verschillende bars. Wanneer ze een bar op een hoekje passeerde, zag ze een man op apegapen, dronken, en bewusteloos tegen de muur. De straat was helemaal leeg, en gedurende een moment, werd Caitlin overvallen door de ergste hongeraanval. Het voelde voor haar aan alsof haar maag in twee aan het scheuren was.

Ze zag de man daar liggen, en zoomde in op zijn nek, en kon het bloed binnenin zien kloppen. Op dat moment, wilde ze niets liever dan op hem neer te dalen, om zich te voeden. Het gevoel ging verder dan een drang – het was meer dan een bevel. Haar lichaam schreeuwde haar toe om het te doen.

Caitlin had ieder laatste greintje van haar wil nodig om de andere kant op te kijken. Ze zou nog liever van uithongering sterven dan een ander mens pijn te doen.

Ze keek rond, en ze vroeg zich af of er hier een bos in de buurt was, een plaats waar ze op jacht zou kunnen gaan. Hoewel ze enkele toevallige zandweggetjes en parken gezien had in de stad, had ze nog niets gezien dat op een bos leek.

En net op dat moment, barstte de deur van de bar open, en er kwam een man door naar buiten vallen – feitelijk werd hij buiten gegooid – door een van de kelners. Hij vloekte en schreeuwde naar hen, hij was duidelijk dronken.

Dan draaide hij zich om, en liet hij zijn blik vallen op Caitlin.

Hij was goed gebouwd, en keek naar Caitlin met slechte bedoelingen.

Ze voelde zichzelf verstijven. Ze vroeg zich weer wanhopig af waar haar krachten toch gebleven waren.

Ze draaide zich om en wandelde weg, ze liep nu sneller, maar ze voelde hoe de man haar aan het volgen was.

Een seconde later, voor ze de kans had, om zich om te draaien, pakte hij haar vast van achteren, zoals een beer dat zou doen. Hij was sneller en sterker dan ze zich had kunnen voorstellen, en ze kon zijn verschrikkelijk stinkende adem van over haar schouder ruiken.

Maar de man was ook dronken. Hij struikelde, zelfs wanneer hij haar in zijn greep had, en Caitlin concentreerde zich, ze herinnerde zich haar opleiding, en ze deed een stapje opzij, en kon hem vloeren met een van de gevechtstechnieken die Aiden haar geleerd had op Pollepel. De man vloog weg, en landde op zijn rug.

Caitlin kreeg plotsklaps een flashback van Rome, van het Colosseum, van het vechten op de vloer van het stadion, terwijl verschillende vechters op haar af stormden. Het was zo levendig dat ze voor een moment vergat, waar ze zich bevond.

Ze kon hier net op tijd uit terugkomen. De dronken man stond op, hij struikelde, en stormde opnieuw op haar af. Caitlin wachtte tot de laatste seconde, zette dan een stap opzij, en daar vloog hij opnieuw, en nu viel hij vlak op zijn eigen gezicht.

Hij was versuft, en voor hij opnieuw kon recht krabbelen, haastte Caitlin zich om weg te komen. Ze was blij dat ze hem klein had gekregen, maar het incident had haar opgeschrikt. Het verontrustte haar dat ze nog altijd flashbacks kreeg van Rome. Ook had ze haar bovennatuurlijke krachten nog niet gevoeld. Ze voelde zich nog altijd zo fragiel als een mens. De gedachte daaraan, maakte haar meer dan wat dan ook, angstig. Ze stond er nu echt alleen voor.

Caitlin keek helemaal rond, ze begon zich panisch te voelen en maakte zich zorgen over waar ze naartoe zou kunnen gaan, en over wat het volgende zou kunnen zijn dat ze zou kunnen doen. Ze had een brandend gevoel in haar benen van het vele wandelen, en ze was de wanhoop nabij.

En dan zag ze het. Ze keek naar boven en voor zich uit zag zee een grote heuvel. Op de top ervan, stond een grote middeleeuwse abdij. Om een reden die ze niet uit kon leggen, voelde ze zich er toe aangetrokken. De heuvel was afschrikwekkend, maar ze bedacht dat ze geen andere keuze had.

Caitlin klom de hele heuvel op naar boven, en ze voelde zich vermoeider dan ze zich ooit gevoeld had, en ze wenste dat ze kon vliegen.

Uiteindelijk bereikte ze de voordeuren van de abdij, en keek naar boven naar de massieve eiken deuren. Deze plaats zag er oud uit. Ze verheugde zich over het feit dat ondanks dat het 1789 was, dat deze kerk hier al duizenden jaren voordien stond.

Ze wist niet waarom, maar ze voelde dat ze haar hier getrokken werd. Er was nergens om naartoe te gaan, ze verzamelde al haar moed, en ze klopte zachtjes aan.

Er kwam geen antwoord.

Caitlin probeerde de deurknop en tot haar verbazing was het open. Ze liet zichzelf binnen.

De antieken deur kraakte terwijl ze traag open gedaan werd, en het duurde eventjes voor de ogen van Caitlin zich aangepast hadden aan de grotachtige, donkere kerk. Wanneer ze rondkeek, was ze onder de indruk van de omvang en de statigheid van de plaats. Het was nog altijd ’s avonds laat, en deze eenvoudige, sobere kerk die helemaal uit steen werd opgetrokken, en versierd werd met lood in glas ramen, werd verlicht met grote kaarsen, die overal op een laag pitje brandden. In het verste uiteinde stond een eenvoudig altaar, waarrond nog dozijnen andere kaarsen geplaatst waren.

Voor het overige, scheen het er leeg te zijn.

Caitlin vroeg zich af wat ze hier aan het doen was. Was hier een bijzondere reden voor? Of was haar geest haar voor de gek aan het houden?

$3.99
Age restriction:
12+
Release date on Litres:
10 April 2017
Writing date:
2011
Volume:
294 p. 7 illustrations
ISBN:
9781632913678
Download format:

People read this with this book