Free

Voordat hij doodt

Text
Mark as finished
Font:Smaller АаLarger Aa

HOOFDSTUK ACHT



Als kleine jongen was een van zijn favoriete bezigheden geweest om buiten op de veranda te zitten en te kijken hoe hun kat door de tuin rondsloop. Het was vooral interessant wanneer de kat op een vogel of, zoals hij ook een keer had gezien, op een eekhoorn aan het jagen was. Hij had toegekeken hoe de kat bijna een kwartier lang een vogeltje achtervolgde en ermee speelde totdat hij het eindelijk te pakken nam, de kop eraf trok en de kleine veertjes de lucht in liet dwarrelen.



Terwijl hij gadesloeg hoe de vrouw na een nacht werken thuis kwam - weer een nacht waarbij ze op een podium had gestaan om haar lichaam te verkopen - dacht hij aan de kat.



Net als de kat uit zijn jeugd, was hij aan het rondsluipen. Hij had gespeeld met het idee om haar vanaf haar werkplek mee te nemen. Maar er was een goede beveiliging en zelfs tijdens de vroege ochtend onder het vage schijnsel van de straatlantaarns was de kans om gepakt te worden te groot. In plaats daarvan had hij ervoor gekozen om op de parkeerplaats van haar appartementencomplex op haar te wachten.



Hij parkeerde direct voor de trap aan de rechterkant van het complex, want dat was de trap die ze gebruikte om naar haar appartement op de tweede verdieping te gaan. Toen de klok drie uur ‘s nachts had aangegeven was hij de trap opgelopen en had hij op de overloop tussen de eerste en tweede trap gewacht. Het was er slecht verlicht en doodstil op dit uur in de nacht. Toch had hij als dekmantel een oude mobiele telefoon meegenomen, die hij snel bij zijn oor zou houden en zou doen alsof hij met iemand een gesprek aan het voeren was wanneer iemand hem toevallig zou passeren.



Hij was haar nu twee nachten gevolgd en wist dat ze ergens tussen drie en vier uur 's nachts thuis zou komen. Bij beide gelegenheden had hij zijn auto aan de overkant van de straat geparkeerd, en had hij tussen drie en vier uur 's nachts slechts één ander persoon die trap zien gebruiken, en die was duidelijk dronken geweest.



Terwijl hij op de overloop stond zag hij haar auto stoppen. Hij keek toe terwijl ze uitstapte. Zelfs met haar normale kleding aan leek ze met haar benen te pronken. En wat had ze de hele nacht gedaan? Die benen laten zien, mannen gek gemaakt van verlangen.



Ze liep naar het trappenhuis en hij bracht de telefoon naar zijn oor. Nog een paar stappen en ze zou recht voor hem staan. Hij voelde zijn kuitspieren aanspannen, klaar om haar te bespringen, en hij dacht opnieuw aan de kat uit zijn jeugd.



Terwijl hij de zachte geluiden van haar voetstappen beneden hoorde, begon hij te doen alsof hij praatte. Hij sprak zacht maar niet op een samenzweerderige manier. Hij bedacht dat hij misschien zelfs naar haar zou glimlachen als ze voor hem stond.



En daar was ze dan. Ze kwam de hoek om en liep naar de tweede trap. Ze wierp hem een snelle blik toe, zag dat hij bezig was en er onschadelijk uitzag, en gaf hem een ​​knikje. Hij knikte glimlachend terug.



Toen ze met de rug naar hem toe stond sloeg hij toe.



Zijn rechterhand ging in zijn jaszak en hij haalde er een doek uit die hij een paar tellen voordat hij de auto uit was gestapt in chloroform had gedrenkt. Hij sloeg zijn andere arm om haar nek en trok haar naar achteren zodat ze haar evenwicht verloor. Ze kon alleen nog een zachte kreet van verrassing uitbrengen voordat de doek tegen haar mond werd gedrukt.



Ze stribbelde tegen en probeerde te bijten en kreeg zijn pink te pakken. Ze beet zo hard dat hij ervan overtuigd was dat ze zijn vinger er volledig had afgebeten. Hij liet zijn grip maar heel even verslappen, maar dat was voor haar voldoende om zich los te worstelen en zichzelf te bevrijden uit de greep die hij met zijn linkerarm om haar nek had aangebracht.



Ze rende de trap op en jammerde. Hij wist dat dit gejammer binnen de kortste keren zou uitgroeien tot een schreeuw. Hij dook naar voren, stak zijn hand uit en greep haar bij haar zijdezachte blote been. De klap van de traptreden tegen zijn ribben benam hem alle adem, maar hij liet haar niet los en begon harder aan haar been te trekken. Met een kleine, wanhopige kreet viel ze op de grond. Er klonk een huiverende krak toen haar gezicht de trap raakte.



Ze werd slap en hij kroop meteen de trap op om het van dichtbij te kunnen zien. Ze was met de zijkant van haar hoofd tegen de trap geslagen. Verrassend genoeg was er geen bloed, maar zelfs in het zwakke licht kon hij zien dat er zich al dikke bult begon te vormen.



Met een snelle beweging stopte hij de doek in zijn zak. Hij zag dat ze hem goed in zijn pink had gebeten. Hij pakte haar vervolgens op en ontdekte dat ze zo slap als een vaatdoek was. Ze was buiten bewustzijn.



Maar hij had eerder met dit bijltje gehakt. Hij pakte haar aan dezelfde kant op waar ze met haar hoofd met de trap in aanraking was gekomen. Daarna sleepte hij haar de trap af met één arm om haar middel. Haar voeten sleurden nutteloos achter haar aan. Met zijn andere hand bracht hij de telefoon naar zijn oor, voor het geval dat ze iemand tegenkwamen terwijl hij haar naar de auto sleepte die ongeveer vijftien meter van hen was verwijderd.



Indien dat zou gebeuren, had hij zijn verhaaltje al klaar: ik weet niet wat ik je moet vertellen, man. Ze is straalbezopen en out gegaan. Dus ik dacht dat ik haar maar beter naar huis kon brengen.



Maar op dit late uur was dat beetje acteren niet nodig geweest. De trappen en de parkeerplaats waren totaal verlaten. Zonder toestanden bracht hij haar naar de auto. Hij zag niemand.



Hij startte zijn auto en reed de parkeerplaats af in oostelijke richting.



Tien minuten later, terwijl haar hoofd zachtjes tegen het passagiersraam sloeg, mompelde ze iets wat hij niet kon verstaan.



Hij stak zijn arm uit en klopte haar zachtjes op haar hand.



“Het is goed,” zei hij. “Het komt allemaal wel goed.”





HOOFDSTUK NEGEN



 Mackenzie las het eindrapport over Clive Traylor door en vroeg zich af waar ze het mis had gehad toen Porter haar kantoor binnenstapte. Hij zag er sinds die ochtend nog steeds een beetje ontevreden uit. Mackenzie wist dat hij er heel zeker van was geweest dat Traylor hun man was, en hij haatte het ongelijk te hebben. Maar zijn constant prikkelbare humeur was iets waar Mackenzie al lang aan gewend was geraakt.



“Nancy zei dat je me zocht,” zei Porter.



“Ja,” zei ze. “Ik denk dat we een bezoek moeten brengen aan die stripclub waar Hailey Lizbrook werkte.”



“Waarom?”



“Om met haar baas te praten.”



“We hebben hem al aan de telefoon gesproken,” zei Porter.



“Nee, jij sprak met hem aan de telefoon,” wees Mackenzie hem terecht. “Voor wel drie hele minuten, zou ik hierbij op willen merken.”



Porter knikte langzaam. Hij liep verder het kantoor binnen en sloot de deur achter zich.



“Luister”, zei hij, “ik had het vanmorgen mis over Traylor. En je maakte indruk op me met die arrestatie. Het is duidelijk dat ik je niet genoeg respect heb getoond. Maar dat geeft je nog steeds niet het recht om zo denigrerend tegen me te praten.”



“Ik praat niet denigrerend tegen je,” zei Mackenzie. “Ik wijs er alleen maar op dat in het geval waarin onze aanknopingspunten bijna nul zijn, we alle mogelijke tips moeten nagaan.”



“En jij denkt dat deze stripclub-eigenaar misschien de moordenaar is?”



“Waarschijnlijk niet,” zei Mackenzie. “Maar ik denk dat het de moeite waard is om met hem te praten en te kijken of hij ons misschien verder kan helpen. Heb je trouwens het strafblad van die man gecontroleerd?”



”Nee,” zei Porter. De grimas op zijn gezicht maakte duidelijk dat hij het haatte dit toe te geven.



“Hij staat bekend vanwege het plegen van huiselijk geweld. Zes jaar geleden was hij ook betrokken geweest bij een zaak waarin hij vermoedelijk een zeventienjarige voor hem had werken. Ze vertelde later dat ze die baan alleen had kunnen krijgen door seksuele gunsten voor hem te verrichten. De zaak werd echter geseponeerd omdat het meisje van huis was weggelopen en niemand haar leeftijd kon bewijzen.”



Porter zuchtte. “White, weet je wanneer de laatste keer was dat ik in een stripclub binnen stapte?”



“Ik zou het liever niet weten,” zei Mackenzie. En zowaar, kreeg ze nou een echte glimlach van hem?



“ Het is lang geleden,” zei hij al rollend met zijn ogen.



“Ja maar dit is zakelijk, niet voor het plezier.”



Porter grinnikte. “Wanneer je zo oud bent als ik, vervaagt de grens tussen die twee soms. Maar kom, laten we gaan. Ik denk dat de stripclubs de afgelopen dertig jaar niet zoveel veranderd zijn.”





*





Mackenzie had stripclubs enkel in films gezien en hoewel ze dit niet aan Porter had durven vertellen, wist ze niet zeker wat ze kon verwachten. Toen ze naar binnen liepen, was het net na zes uur 's avonds. De parkeerplaats begon zich te vullen met gestresste mannen die van hun ploegendiensten kwamen. Een paar van deze mannen gaven Mackenzie een beetje te veel aandacht terwijl zij en Porter door de lobby naar de bar liepen.



Mackenzie probeerde een zelfverzekerde houding aan te nemen. De verlichting was zwak, als een permanente schemering, en de muziek was luid. Twee vrouwen bevonden zich op een catwalk-achtig podium en dansten om een paal. Ze droegen beiden slechts een dun slipje en probeerden verleidelijk op een Rob Zombie-nummer te dansen.



“En,” vroeg Mackenzie terwijl ze wachtten op de barman, “is het veranderd?”



“Niets, behalve de muziek,” zei Porter. “Deze muziek is verschrikkelijk.”



Ze moest het hem nageven; hij keek niet naar het podium. Porter was voor al bijna vijf en twintig jaar getrouwd. Toen ze zag hoe hij zich concentreerde op de rijen drankflessen achter de bar in plaats van op de topless vrouwen op het podium, steeg haar respect voor hem een beetje. Ze had nooit gedacht dat Porter het soort man was die zijn vrouw respecteerde, maar ze was blij dat ze hem hierin verkeerd had ingeschat.

 



De barman kwam eindelijk naar hen toe en zijn gezicht kreeg meteen een starre uitdrukking. Hoewel noch Porter noch Mackenzie een politie-uniform droegen, zag ze er door hun kleding nog steeds uit als mensen die er waren voor zaken, en waarschijnlijk geen zaken van de positieve soort.



“Kan ik u helpen?” vroeg de barman.



 Kan ik u helpen? dacht Mackenzie. Hij vroeg ons niet wat hij ons te drinken kon inschenken. Hij vroeg of hij ons kon helpen. Hij heeft ons soort hier eerder gezien. Eén- nul voor de eigenaar.



“We willen graag met mijnheer Avery spreken,” zei Porter. “En ik wil graag een rum-cola.”



“Hij is momenteel druk,” zei de barman.



”Daar twijfel ik niet aan,” zei Porter. “Maar we moeten met hem praten.” Hij haalde zijn insigne uit zijn binnenzak en liet deze snel zien en stak hem terug in zijn zak alsof hij zojuist een goocheltruc had laten zien. “Maar hij moet met ons praten. Ik kan ook een paar telefoontjes plegen en het echt officieel maken. Aan hem de keuze.”



“Eén seconde,” zei de barman zonder nog een minuut te verspillen. Hij liep naar de andere kant van de bar en verdween door dubbele klapdeuren die Mackenzie deden denken aan het soort dat ze in saloons had gezien in die goedkope cowboy films.



Ze keek opnieuw naar het podium waar nu nog maar één vrouw was die danste op Van Halen's “Running with the Devil”. Er was iets aan de manier waarop de vrouw bewoog waardoor Mackenzie zich afvroeg of strippers geen eigenwaarde hadden, en daarom geen moeite hadden met het tonen van hun naakte lichaam, of dat ze echt zo zelfverzekerd waren. Ze wist dat zij dit zelf nooit zou durven. Hoewel ze in veel dingen zelfverzekerd was, was ze onzeker over haar lichaam, ondanks de vele geile blikken die ze van tijd tot tijd van willekeurige mannen ontving.



“Je ziet er een beetje misplaatst uit,” zei iemand naast haar.



Ze keek naar rechts en zag een man op haar af lopen. Ze schatte hem ongeveer dertig jaar oud, en het leek erop alsof hij al een tijdje aan de bar had gezeten. Hij had een soort glans in zijn ogen die ze herkende van de vele dronken woordenwisselingen die ze had gezien.



“Daar is een reden voor,” zei Mackenzie.



“Ik zeg het alleen maar,” zei de man. “Je ziet niet veel vrouwen op plaatsen zoals deze. En wanneer ze hier zijn, zijn ze meestal met hun echtgenoot of vriendje. En eerlijk gezegd zie ik jullie twee niet,“ zei hij al wijzend naar Porter, ”als een item.”



Mackenzie hoorde Porter grinniken om deze opmerking. Ze wist niet zeker wat haar meer irriteerde: het feit dat deze man dapper genoeg was om naast haar te komen zitten, of het genot dat Porter leek te hebben over deze situatie.



“We zijn geen item,” zei Mackenzie. “We werken samen.”



“Alleen hier voor de drankjes na het werk, hè?” vroeg hij. Hij leunde dichter bij, zo dichtbij dat Mackenzie de tequila in zijn adem kon ruiken.



“Waarom laat je me niet één drankje voor je kopen?”



“Luister,” zei Mackenzie, nog steeds zonder direct oogcontact te maken. “Ik ben niet geïnteresseerd. Dus loop gewoon door en probeer het bij iemand anders.”



De man boog zich naar voren en staarde haar even aan. “Je hoeft niet meteen zo bitcherig te doen.”



Mackenzie draaide zich uiteindelijk naar hem toe en toen ze hem recht in de ogen keek, zag ze dat dat hem verwarde. Hij kon merken dat ze serieus was, maar hij had een paar drankjes te veel gedronken en kon zichzelf blijkbaar gewoon niet helpen. Hij legde een hand op haar schouder en glimlachte naar haar.



“Het spijt me,” zei hij. “Maar wat ik eigenlijk bedoelde te zeggen, nou nee, ik meende wat ik zei. Je hoeft niet direct zo bitcherig te doen wanneer... “



“Blijf van me af,” zei Mackenzie zacht. “Laatste waarschuwing.”



“Je houdt niet van de aanraking van een mannenhand?” vroeg hij lachend. Zijn hand gleed langs haar arm, haar betastend in plaats van haar gewoon aan te raken.



“Ik denk dat je daarom hier bent, om naar naakte vrouwen te kijken, hè?”



Mackenzie's arm kwam razendsnel omhoog. De arme dronken man realiseerde zich niet wat er was gebeurd toen ze ineens haar onderarm in zijn nek duwde en hij kokhalzend van zijn barkruk viel. Toen hij op de grond viel maakte dat genoeg lawaai om een ​​van de bewakers te alarmeren die aan de rand van de lounge hadden gestaan.



Porter stond op en stapte tussen de bewaker en Mackenzie in. Hij pakte zijn insigne en stond tot verbazing van Mackenzie bijna neus aan neus met de veel grotere bewaker. “Rustig aan, ouwe jongen,” zei Porter, zijn insigne in het gezicht van de man duwend. ”Wanneer je een spektakel wilt vermijden waarbij iemand in dit louche etablissement wordt gearresteerd, stel ik voor dat je deze zak hier eruit zet.”



De bewaker keek van Porter naar de dronken man op de vloer, nog steeds hoestend en hijgend naar lucht. De bewaker begreep de keuze die hem geboden werd en knikte.



“Natuurlijk,” zei hij, terwijl hij de dronken man overeind trok.



Mackenzie en Porter keken toe terwijl de bewaker de dronken man naar de deur begeleidde. Porter stootte Mackenzie aan en grinnikte. “Je zit echt vol verrassingen, hè?”



Mackenzie haalde alleen haar schouders op. Toen ze zich omdraaiden naar de bar, was de barman teruggekeerd. Naast hem stond een onbekende man die staarde naar Mackenzie en Porter alsof het zwerfhonden waren die hij niet vertrouwde.



“Wil je me vertellen waar dat allemaal over ging?” vroeg de man.



“Bent u meneer William Avery?” vroeg Porter.



“Ja dat ben ik.”



“Nou, meneer Avery,” zei Mackenzie, ”uw klanten moeten beter hun mond houden en



hun handjes thuis houden.”



“Waar gaat dit over?” vroeg Avery.



“Is er ergens meer privacy zodat we kunnen praten?” vroeg Porter.



“Nee. Hier is prima. Dit is de drukste tijd van de dag voor ons. Ik moet hier zijn om achter de bar te helpen.”



“Dat is waar,” zei Porter. “Ik heb vijf minuten geleden een rum-cola besteld en die heb ik nog steeds niet gekregen.”



De barman keek boos en draaide zich toen om naar de flessen achter hem. Tijdens zijn afwezigheid boog Avery zich naar voren en zei: “Als dit over Hailey Lizbrook gaat, ik heb jullie collega’s al alles verteld wat ik van haar weet.”



“Maar u heeft niet met mij gepraat,” zei Mackenzie.



“En wat zou dat?”



“Ik heb een andere benaderingstechniek dan onze collega’s, en dit is onze zaak,” zei ze, terwijl ze naar Porter knikte. “Dus ik wil dat u meer vragen beantwoordt.”



“En als ik dat niet doe?”



“Nou, als je dat niet doet,” zei Mackenzie, “ dan kan ik een vrouw interviewen met de naam Colby Barrow. Die naam klinkt bekend? Ik geloof dat ze zeventien was toen ze hier begon te werken, toch? Ze heeft de baan gekregen door orale seks met je te hebben, geloof ik. De zaak is gesloten, ik weet het. Maar ik vraag me af of ze me alsnog iets te vertellen heeft over uw zakelijke praktijken die zes jaar geleden onder het tapijt zijn geveegd. Ik vraag me af of ze me misschien kan vertellen waarom het je niet lijkt te interesseren dat een van uw dansers drie nachten geleden is vermoord.”



Avery keek haar aan met een blik alsof hij haar in het gezicht wilde slaan. Ze wenste bijna dat hij het zou proberen. Ze had de afgelopen jaren veel te veel mannen zoals hij ontmoet, mannen die niets om vrouwen gaven, totdat de gordijnen dicht gingen en ze seks nodig hadden of iets om op te slaan. Ze hield zijn blik vast en liet hem weten dat ze veel meer was dan een boksbal.



“Wat wil je weten?” vroeg hij.



Voordat ze antwoord kon geven gaf de barman Porter eindelijk zijn drankje. Porter nam er een slokje van en glimlachte bewust naar Avery en de barman.



“Waren er bezoekers die specifiek tot Hailey aangetrokken waren?” vroeg Mackenzie. “Had ze vaste bewonderaars?”



“Ze had er een of twee,” zei Avery.



“Ken je hun namen?” vroeg Porter.



“Nee. Ik let niet op de mannen die hier binnenkomen. Ze zijn net als andere mannen, weet je?”



“Maar als het erop aankwam,” zei Mackenzie, “denk je dat sommige van je andere dansers misschien weten hoe ze heetten?”



“Ik betwijfel het,” zei Avery. “En laten we eerlijk zijn: de meeste dansers vragen de naam van een man gewoon om aardig te zijn. Het maakt ze niet uit hoe ze heten. Ze proberen alleen maar betaald te krijgen.”



“Was Hailey een goede werknemer?” vroeg Mackenzie.



“Ja, dat was ze zeker. Ze was altijd bereid om extra diensten te werken. Ze hield van haar twee jongens, weet je?“



“Ja, die hebben we ontmoet,” zei Mackenzie.



Avery zuchtte en keek naar het podium. “Luister, je bent van harte welkom om met de meisjes te praten als je denkt dat het zal helpen om erachter te komen wie Hailey heeft vermoord. Maar ik kan het je niet hier laten doen, niet nu. Het zou hen van streek maken en mijn business verpesten. Maar ik kan je een lijst met hun namen en telefoonnummers geven als je dat echt nodig hebt.”



Mackenzie dacht hier even over na en schudde toen haar hoofd. “Nee, ik denk niet dat dat nodig zal zijn. Maar bedankt voor je tijd.”



Ze stond op en tikte Porter op de schouder. “We zijn klaar hier.”



“Ik nog niet,” zei hij. "Ik moet nog steeds mijn drankje opdrinken.”



Mackenzie stond om een discussie aan te gaan toen Porters telefoon ging. Hij nam op en drukte zijn vrije hand tegen zijn andere oor om het verdomde geluid van het huidige Skrillex-lied uit de speakers te blokkeren. Hij sprak kort, knikte een paar keer en hing daarna op. Hij dronk de rest van zijn drankje op en overhandigde de autosleutels aan Mackenzie.



“Wat is er?” vroeg ze.



“Het lijkt erop dat ik hier inderdaad toch klaar ben,” zei hij. Toen werd zijn gezicht ernstig. “Er is weer een moord gepleegd.”





HOOFDSTUK TIEN



Ze reden nu al iets meer dan twee en een half uur nadat ze het telefoontje in de stripclub hadden ontvangen. De schemering maakte langzaam plaats voor de nachtelijke donkerte, waardoor de depressieve stemming van Mackenzie toenam. Toen ze uiteindelijk bij de plaats delict aankwamen was de nacht al gevallen. Ze verlieten de hoofdweg en kwamen op een onverharde weg en vervolgens op een zandpad wat leidde naar een groot, open veld. Toen ze hun bestemming naderden, bekroop haar het voorgevoel dat hen iets slechts te wachten stond.



De koplampen van hun auto schenen vlak voor hun uit terwijl ze voorzichtig over het hobbelige zandpad reden. Langzaam doemden de vele politieauto's op, die al ter plaatse waren. Een paar van hen stonden met hun voorkant naar het midden van het veld gericht, en het licht van de koplampen onthulde een griezelig, maar toch vertrouwd tafereel.



Ze probeerde zich te vermannen maar toch kromp ze ineen toen ze het zag.



“Mijn God,” zei Porter.



Mackenzie parkeerde zonder haar ogen van het toneel af te wenden. Ze stapte uit de auto en liep langzaam naar voren. Het gras in het veld was hoog, op sommige plaatsen reikte het tot haar knieën, en ze kon het spoor zien dat de officieren hadden gemaakt. Er waren hier te veel officieren, ze maakte zich zorgen dat de plaats delict al besmet was.



Ze keek op en haalde diep adem. Het was een vrouw, ontdaan van haar ondergoed, vastgebonden aan een paal van ongeveer 2 meter lengte. Toen ze de vrouw zo zag hangen, moest ze ineens aan haar zus denken. Steph was ook stripper geweest. Mackenzie wist niet precies wat Steph tegenwoordig deed, maar het was heel gemakkelijk om voor te stellen dat zij ook zo zou eindigen.



Terwijl Mackenzie het slachtoffer naderde, wierp ze een blik om zich heen en telde in totaal zeven officieren. Twee officieren stonden aan de zijkant en spraken met twee tieners. Vooraan, op een paar meter afstand van de paal en het slachtoffer, sprak Nelson met iemand aan zijn telefoon. Toen hij haar zag, zwaaide hij en beëindigde snel het telefoongesprek.



“Iets nuttigs van de stripclub?” vroeg Nelson.



“Nee mijnheer,” zei Mackenzie. “Ik ben ervan overtuigd dat Avery clean is. Hij heeft de namen en nummers van al zijn werknemers aangeboden als we dat willen, maar ik denk niet dat we zijn hulp nodig hebben.”

 



“We hebben de hulp van iemand nodig,” zei Nelson, kijkend naar de paal met een blik alsof hij ziek zou worden.



Mackenzie naderde het dode lichaam en zag meteen dat ze er slechter aan toe was dan het lichaam van Hailey Lizbrook. Om te beginnen had de vrouw een grote bult en een blauwe plek aan de linkerkant van haar gezicht. Er zat ook gedroogd bloed in en rond haar oor. De striemen op haar rug leken met hetzelfde wapen te zijn gemaakt, alleen waren ze deze keer met meer kracht en in grotere getalen aangebracht.



“Wie heeft het lichaam ontdekt?” vroeg Porter.



“Die twee kinderen daar,” zei Nelson, wijzend naar waar één van de officieren nog steeds tegen de twee tieners sprak. “Ze gaven toe dat ze hierheen kwamen om wat wiet te roken. Ze zeggen dat ze dat sinds een maand of wat doen. Maar vanavond hebben ze dit aangetroffen.”



“Hetzelfde lichaamstype als Hailey Lizbrook,” zei Mackenzie, hardop denkend. “Ik denk dat we ervan uit kunnen gaan dat ze waarschijnlijk hetzelfde beroep had, of ongeveer hetzelfde.”



“Ik heb echt antwoorden van jullie nodig” zei Nelson. “En ik heb ze nu nodig.”



“We zijn er mee bezig,” zei Porter. “White gaat als een speer in deze zaak en …”



“Ik heb resultaten nodig,” zei Nelson, bijna woedend. “White, ik sta nu zelfs open voor wat van jou out-of-the-box denken.”



“Mag ik een zaklamp lenen?” vroeg ze.



Nelson stak zijn hand in zijn jaszak en haalde er een kleine Maglite uit die hij naar haar toe gooide. Ze ving hem op, zette hem aan en begon rond te kijken. Ze sloot zich af voor Nelson's nerveuze geklets en liet hem stoom afblazen bij Porter.



Met een dodelijke precisie die op dit soort momenten bezit van haar nam, verdween de wereld naar de achtergrond terwijl ze de locatie nauwkeurig begon te doorzoeken op aanwijzingen. Er waren meerdere sporen die er meteen uitsprongen. Ze wist bijvoorbeeld dat Nelson en de andere officieren hetzelfde gebaande pad hadden gebruikt om bij het lichaam te komen om besmetting van de plaats delict te voorkomen; buiten het verse spoor van hun auto's naar het lichaam, waren er nog verschillende andere afdrukken in het hoge gras, waarschijnlijk gemaakt door de moordenaar.



 Ze liep een beetje van het pad af en bewoog de lichtstraal van haar zaklamp langzaam in het rond. Ze maakte een ​​paar mentale aantekeningen, keek opnieuw naar de twee tieners en liep toen terug naar de paal. Ze keek naar het lichaam voor verdere aanwijzingen en overtuigde zich ervan dat dit lijk, net zoals dat van Hailey Lizbrook, geen tekenen van seksueel misbruik zou vertonen.



Ze vroeg zich af of het opzetten van de paal misschien meer was dan alleen een theatraal hulpstuk. Iets aan het geheel leek vooropgezet, bijna als een noodzakelijke voorwaarde voor de moordenaar. Even kon ze hem zien, zijn handen om de paal geklemd terwijl hij ermee aan het werk was.



Hij sleurt de paal vol trots met zich mee, misschien hijst hij hem zelfs op zijn rug. Er zit werk aan deze taak, een voorwaarde voor de moorden. Worstelen met de paal, deze naar de bewuste plek brengen, het gat graven en de paal installeren - er zit bloed, zweet en tranen in. Hij maakt de plaats gereed voor de moord. Hij schept net zoveel voldoening uit dit werk als dat van de moord doet.



“Wat zijn je gedachten, White?” vroeg Nelson terwijl hij haar om het dode lichaam zag cirkelen.



Mackenzie knipperde met haar ogen, verscheurd door het beeld van de moordenaar in haar hoofd. Ze realiseerde zich hoe diep in gedachten ze verzonken was geweest en voelde een koude rilling door haar heen gaan.



“Een paar makkelijke, direct zichtbare sporen zijn dat je het pad kunt zien waar hij de paal van de onverharde weg naar hier heeft gesleept,” zei ze.”Dat betekend dat de paal er oorspronkelijk niet was. Hij bracht deze met zich mee. En dat betekent dat hij een pick-up of een busje bestuurt.”



“Dat is wat ik ook al dacht,” zei Nelson. “Nog iets anders?”



“Nou, het is moeilijk om 's nachts zeker te zijn,” zei ze, “maar ik ben er vrij zeker van dat de moordenaar het slachtoffer in iets had gewikkeld toen hij haar hierheen bracht.”



“Waarom denk je dat?”



“Ik zie helemaal geen bloed op het gras, maar sommige wonden op haar rug - vooral die rond haar billen - zijn nog steeds behoorlijk nat.”



Terwijl Nelson dit verwerkte, ging Mackenzie op haar hurken aan de achterkant van de paal zitten en drukte met één hand het gras naar beneden. Met haar andere hand scheen ze het licht van de zaklamp op de onderkant van de paal.



Haar hart bonsde toen ze de cijfers zag: N511 / J202.



 Hij gebruikt een mes of een beitel en het kost veel tijd en moeite om ervoor te zorgen dat de gravures leesbaar zijn. Deze gravures zijn belangrijk voor hem en bovendien wil hij dat ze worden gezien. Of het nu bewust of onbewust is, hij wil dat iemand erachter komt waarom hij dit doet. Hij heeft iemand nodig om zijn motieven te begrijpen.



“Chief?” zei ze.



“Ja, White?”



“Ik heb die nummers weer gevonden.”



“Shit,” zei Nelson, en liep naar haar toe. Hij keek naar beneden en slaakte een diepe zucht. “Enig idee wat ze betekenen?”



“Helemaal geen, mijnheer.”



“Oké,” zei Nelson. Hij zette zijn handen op zijn heupen en keek naar de donkere hemel als een verslagen man. "Dus we hebben hier weer een paar aanknopingspunten, maar niets dat op korte termijn in ons voordeel kan werken. Een man die een vrachtwagen of bestelwagen bestuurt en die toegang heeft tot houten palen en ... “



“Wacht,” zei Mackenzie. “even nog iets nakijken.”



Ze ging terug naar de achterkant van de paal. Ze boog zich voorover om te kijken naar de plaats waar de polsen van de vrouw met touw waren vastgebonden.



“Wat is er?” vroeg Porter, die kwam kijken.



“Heb jij verstand van knopen?” vroeg ze.



“Niet echt.”



“Ik wel,” zei Nelson, die ook kwam kijken. “Wat heb je daar?”



“Ik ben er vrij zeker van dat dit dezelfde knoop is die is gebruikt bij Hailey Lizbrook.”



“En wat als dat zo is?” zei Porter.



“Het is een beetje een ongewone knoop,” antwoordde Mackenzie. “Kan jij zo'n knoop maken? Ik niet.”



Met een doffe blik keek Porter opnieuw.



“Ik ben er vrij zeker van dat dit een zeemansknoop is”, zei Nelson.



“Dat dacht ik ook,” zei Mackenzie. “En hoewel het misschien vergezocht is zou ik overwegen dat onze moordenaar waarschijnlijk bekend is met boten. Misschien woont hij in de buurt van het water, of heeft hij ooit in de buurt van het water gewoond.”



“Rijdt een vrachtwagen of een busje, woont misschien in de buurt van water en heeft een soort van moeder complex,” zei Nelson. “Het is niet veel, maar meer dan dat we gisteren wisten.”



“En gezien de rituele aard van deze moorden,” zei Mackenzie, “en het korte tijdsbestek tussen de twee, kunnen we alleen maar aannemen dat hij het opnieuw gaat doen.”



Ze draaide zich om en keek hem zo doordringend mogelijk aan.



“Met alle respect, mijnheer, ik denk dat het tijd is dat we de FBI inschakelen.”



Hij fronste.



“White, alleen hun procedures zouden al voor vertraging zorgen. We hebben waarschijnlijk al twee nieuwe lichamen gevonden voordat ze iemand hierheen sturen.”



”Ik denk dat het het proberen waard is,” zei ze. “De zaak groeit ons boven het hoofd.”



Ze haatte dit toe te geven, maar de blik op Nelson's gezicht verried dat hij het hier mee eens was. Hij knikte plechtig en keek weer naar het lijk aan de paal. “Ik zal ze bellen,” zei hij uiteindelijk.



Achter hen hoorden ze een luide vloek van een van de andere officieren. Ze draaiden zich allemaal om om te zien wat er aan de hand was, en zagen de stuiterende gloed van koplampen over de onverharde weg naderen.



“Wie is dat in godsnaam?” vroeg Nelson. “Niemand anders zou dit moeten weten en …”



“Een nieuwsbusje,”zei de officier die de vloek had uitgesproken.



“Hoe kan dat?” zei Nelson. “Verdomme, wie verstrekt er in godsnaam informatie aan deze klootzakken?”



De lokatie zoemde plotseling van de activiteit en Nelson deed zijn uiterste best om zich voor te bereiden op de komst van een verslaggever. Hij was laaiend en zag eruit alsof zijn hoofd elk moment kon ontploffen. Mackenzie maakte van de gelegenhei