Free

Voordat hij doodt

Text
Mark as finished
Font:Smaller АаLarger Aa

HOOFDSTUK EEN EN TWINTIG

Mackenzie was sinds de bruiloft van haar kamergenoot niet meer in een kerk geweest. Nadat haar vader gestorven was, had haar moeder verschillende keren geprobeerd haar en haar zus mee te slepen naar de kerk en het was om die reden dat Mackenzie er alles aan deed om dat te voorkomen.

Maar toen ze het heiligdom van de New Life Methodistische Kerk binnen stapte, moest toegeven dat het een bepaalde schoonheid bezat. Het was meer dan de gebrandschilderde ramen en het sierlijke altaar. Er was iets heel..., eerlijk gezegd, ze kon er niet de vinger op leggen.

Terwijl ze naar de voorkant van het heiligdom liep, zag ze een oudere man in een van de kerkbanken zitten. Hij had zijn hoofd gebogen en las in een boek.

“Pastoor Simons?” vroeg ze. Haar stem dreunde als die van de Almachtige zelf in het grotachtige heiligdom.

De man keek op uit zijn boek en draaide zich naar haar toe. Hij was in de vijftig, gekleed in een overhemd en een nette broek. Hij droeg een bril die hem direct oneindig sympathiek maakte.

"Rechercheur White, neem ik aan?", vroeg hij, terwijl hij opstond.

“Dat heeft u correct aangenomen,” zei ze.

Hij keek een beetje geschrokken maar liep toch naar de voorkant van het heiligdom om haar te ontmoeten.

“Vergeef me,” zei hij. "Maar toen uw chef Nelson om wat van mijn tijd voor uw onderzoek vroeg, verwachtte ik geen vrouw. Gezien de aard van het misdrijf vind ik het nogal vreemd dat een vrouw de leiding over dit onderzoek heeft. Natuurlijk niet beledigend bedoeld ten opzichte van u.”

“Geen probleem."

"Weet u, Clark spreekt erg positief over u."

De naam Clark bracht haar in verwarring en het duurde even voordat ze besefte dat hiermee Nelson werd bedoeld, Politiechef Clark Nelson.

“Dat heb ik de laatste tijd wel vaker gehoord,” zei ze.

“Welnu, dat moet leuk zijn.”

“En onverwacht,” zei ze.

Simons knikte, alsof hij het perfect begreep. “Nelson is soms een beetje een rauwdouwer. Maar hij is ook buitengewoon vriendelijk wanneer hij dat moet zijn. Ik denk dat hij deze gevoelige kant van hemzelf niet zo makkelijk kan laten zien op zijn werk.”

“Dus hij bezoekt deze kerk?” vroeg Mackenzie.

“Oh ja,” zei Simons. “Elke zondag. Maar ik dwaal af. Alstublieft,” voegde hij eraan toe, gebarend naar de bank waarop hij had gezeten. “Gaat u zitten.”

Mackenzie deed dit en keek naar het boek dat Pastoor Simons zojuist had gelezen.

“Chef Nelson heeft me verteld ​​dat u vragen heeft over Het Geschrift die wellicht kunnen leiden tot de arrestatie van degene die deze arme vrouwen heeft vermoord.”

Ze haalde haar mobiele telefoon tevoorschijn en zocht de foto op die ze van de oude Bijbel in het verlaten huis had gemaakt. Daarna gaf ze de telefoon aan hem..

"Numeri, Hoofdstuk vijf, Vers elf tot twintig of zo. Denkt u dat u me zou kunnen vertellen hoe het vers geïnterpreteerd dient te worden?

Hij wierp een korte blik op de foto en overhandigde haar toen de telefoon terug.

“Nou, deze is vrij duidelijk. Niet alle Bijbelse passages hoeven te worden gedecodeerd. Deze spreekt eenvoudig over overspelige vrouwen die gedwongen worden bitter water te drinken. Als ze puur waren, zou het ze geen kwaad doen. Maar als ze een seksuele relatie hadden gehad met iemand anders dan hun echtgenoot, zou het bittere water een vloek over hen brengen.

Ze dacht hierover na.

“De moordenaar heeft N511 gekerfd in elke paal waaraan hij een slachtoffer heeft vastgebonden," zei ze. “En gebaseerd op de kenmerken van deze vrouwen, lijkt de allegorie behoorlijk passend.”

“Ja, daar ben ik het mee eens,” zei Simons.

“Hij kerft ook J202 in de palen. Er zijn voor mij te veel bijbelboeken die beginnen met een ‘J’ om een ​​weloverwogen gok te doen. Ik hoop dat u enig inzicht heeft?”

“Nou, Numeri is een boek van het Oude Testament en als deze moordenaar moord op basis van wat hij denkt dat het Oude Testament voorschrijft, ondanks dat zijn interpretaties en acties misschien verkeerd zijn, dan vermoed ik dat deze referentie ook naar het Oude Testament verwijst. Als dat het geval is, dan weet ik zeker dat het verwijst naar het boek van Jozua. In hoofdstuk Twintig van Jozua spreekt God over toevluchtsoorden. Dit waren steden voor mensen die per ongeluk anderen hadden gedood en waar ze niet vervolgt werden.”

Mackenzie liet dit even bezinken, haar hart begon sneller te kloppen en er begon iets te dagen. Ze pakte de Bijbel, vond Jozua en zocht de passage op. Toen ze het had gevonden, las ze het hardop voor, een beetje onder de indruk van het geluid van haar eigen stem dat Het Geschrift aan het voorlezen was in deze lege kerk.

Toen zei de Heer tegen Jozua: "Vertel de Israëlieten om de toevluchtsoorden aan te wijzen", "Ik heb je door Mozes geïnstrueerd, zodat iedereen die per ongeluk en onbedoeld het bloed kan redden. Wanneer ze naar deze steden komen, staan ​​ze voor de oudsten van die stad voor de deur van de stad en de markt. Dan zullen de oudsten de voortvluchtigen tot hun plaats toelaten. Als de wreker van het bloed achtervolgt ...

Ze dwaalde af, wetende dat ze eindelijk de betekenis van de cijfers had ontdekt. Het was zowel opwindend als een domper. Ze had nu een kijkje in de werkwijze van de moordenaar gevonden maar alles was nog steeds vaag. Niets hiervan kon haar dichterbij hem brengen.

“Er is nog meer, weet u,“ zei Simons.

“Ja, dat zie ik”, zei ze. “Maar ik denk dat dit wel voldoende is. Pastoor, weet u hoeveel van deze toevluchtsoorden er waren?”

“Zes in totaal,” zei Simons.

“Weet u waar deze zich bevonden?”

“Ongeveer”, antwoordde hij.

Hij pakte de Bijbel, bladerde naar de achterste pagina’s en liet haar een reeks woordenlijsten en kaarten zien. Hij pakte een map die het land Israël voorstelde in de Bijbelse tijd en terwijl hij zijn brilletje recht zette wees hij zes verschillende locaties aan.

“Natuurlijk,” zei hij, “zijn deze locaties misschien niet helemaal exact, maar …”

Haar hart begon te bonzen terwijl ze een verband legde dat bijna te mooi leek om waar te zijn. Ze greep het boek stevig vast.

“Mag ik een foto maken?” vroeg ze.

“Natuurlijk,” antwoordde hij.

Met trillende handen maakte ze een foto.

“Rechercheur, wat is er?” vroeg hij, haar bestuderend. “Heb ik op een manier geholpen die ik niet begrijp?”

“Veel meer dan dat u beseft,” zei ze.

HOOFDSTUK TWEE EN TWINTIG

Toen Mackenzie de vergaderruimte binnenkwam was het een drukte van jewelste. Nancy zat op haar gebruikelijke plek aan het einde van de tafel en verspreidde de meest recente rapporten over de Vogelverschrikker Moordenaar zaak. Politieagenten namen plaats aan de tafel en mompelden plechtig alsof ze een begrafenis bijwoonden. Terwijl Mackenzie zich een weg baande naar de voorkant van de kamer waar ze Nelson met een andere officier zag praten, merkte ze dat ze nog steeds bekeken werd door sommigen van haar collega’s. Sommigen gaven haar nog steeds dezelfde minachtende blik als drie dagen geleden. Maar het leek erop (misschien was dit haar verbeelding), dat sommigen naar haar keken met oprechte interesse en, ze durfde het haast niet te zeggen, met respect.

Nelson zag haar naderen en beëindigde direct het gesprek met de andere officier. Hij sloeg een arm om haar heen en draaide haar weg van de menigte die zich nog steeds in de kamer aan het verzamelen was.

“Dit nieuws,” zei hij. “Gaat het ons in staat stellen hem binnen enkele uren te arresteren?”

“Ik weet het niet,” zei Mackenzie. “Maar het kan onze zoektocht zeker beperken. Het zal ons heel dichtbij brengen.”

“Dan run jij deze show,” zei hij. “Durf je dat aan?”

“Ja,” zei ze en negeerde het rommelende gevoel van haar zenuwen die in haar maag opborrelde.

“Oké, laten we beginnen,” zei hij. Hij draaide hij zich om naar de kamer en sloeg met zijn vlezige handen meerdere keren op de tafel. “Oké, allemaal, “schreeuwde hij. “Ga zitten en hou je mond dicht,” zei hij. “Mackenzie heeft een belangrijke ontdekking gedaan dus geef haar jullie volledige aandacht. Bewaar alle vragen totdat ze klaar is.”

Tot verrassing van Mackenzie nam Nelson een van de overgebleven stoelen tegen de muur, en nam geen plaats aan de vergadertafel. Hij keek haar aan en toen besefte ze dat het balletje volledig bij haar lag. Misschien was het een test, of misschien was Nelson volledig opgebrand. Hoe dan ook, dit was haar kans om dit bureau bij de ballen te grijpen en te laten zien wat ze waard was.

Ze keek de vergaderzaal door en zag het gezicht van Porter. Hij gaf haar een snelle glimlach, het leek erop dat hij hoopte dat niemand het zou zien. Het was waarschijnlijk het liefste wat hij ooit voor haar had gedaan en ze begon hem meer en meer te waarderen.

“Ik heb vanmorgen nogmaals een van de moord locaties bezocht,” begon Mackenzie. “Hoewel het bezoek zelf geen aanwijzingen opleverde, leidde het me er wel naartoe. Zoals velen van jullie weten heeft elke paal waar de moordenaar de vrouwen aan had vastgebonden de twee code-achtige groepen letters en cijfers: N511 en J202. Ik heb eerder vandaag met een pastoor gesproken, en ontdekte dat dit verwijzingen zijn naar Numeri 5:11 en Jozua 20: 2.

De Numeri-passage spreekt over overspel in het Oude Testament. Elke overspelige vrouw werd naar de priesters gebracht en kreeg wat bitter water werd genoemd te drinken. De gedachte was dat een vloek de overspelige vrouwen zou treffen en de eerlijke vrouwen niet zou aantasten. In wezen was het de manier van de kerk om vrouwen te veroordelen of te beschuldigen die onrein waren.

 

Wat betreft de verwijzing naar Jozua, die passage verwijst naar toevluchtsoorden voor zondaars die hun zonden per geluk hadden gepleegd, of iemand hadden vermoord uit zelfbescherming of bescherming van hun families of hun volk. In deze toevluchtsoorden konden de moordenaars niet worden vervolgd. In de passage wordt zelfs gezegd dat alle mannen die in een toevluchtsoord wonen, gespaard zouden blijven van bloedwraak.

Volgens de pastoor waarmee ik sprak waren er zes van deze steden. En dat brengt mij tot de overtuiging dat er nog minstens drie moorden zullen plaatsvinden.”

“Waarom is dat?” vroeg Nelson, en negeerde zijn eerder zelf ingestelde regel om alle vragen voor het einde te houden.

“Ik geloof dat de moordenaar deze vrouwen vermoordt om te gebruiken als een vertegenwoordiging van elk toevluchtsoord. En terwijl hij hen doodt, gelooft hij dat hij de rol van bloedwraak op zich neemt. Hij is in zekere zin een toevluchtsoord aan het bouwen.”

De vergaderzaal viel even stil terwijl ze wachtten tot ze het zou uitleggen. Ze draaide zich om naar de muur waar een goed gebruikt whiteboard stond dat onlangs was schoongemaakt. Ze pakte een marker en vanuit haar geheugen schetste ze ruwweg de kaart die Pastoor Simons haar in de kerk had laten zien. Daana plaatste ze 6 verschillende punten op de plattegrond.

“Dit zijn de geschatte locaties van de zes steden,” zei ze. De steden vormden samen een grove ovale vorm, iedere stad bijna op gelijke afstand van de andere stad.

"Als we dit zouden toepassen op een kaart waarin de plaatsen delict zouden worden getoond, dan zou deze bijna geheel overeenkomen met wat we hier zien,”

Achter haar tafel gezeten begon Nancy meteen iets in haar computer te typen. Zonder van haar scherm op te kijken zei ze: “Ik zal een kaart laten zien,” zei ze. “Lichten alstublieft.’

De officier die het dichtst bij de lichtschakelaar stond, knipte het licht uit terwijl een andere collega snel de tafel met de projector omdraaide. Mackenzie deed een stap opzij en het licht van de projector scheen direct op het whiteboard.

Nancy had dezelfde kaart opgeroepen die in alle rapporten aanwezig was welke ze eerder had uitgedeeld. Het toonde elke snelweg, secundaire weg en stad binnen een straal van honderdvijftig kilometer. Op de kaart was drie keer een X te zien, op de locaties waar de slachtoffers waren gevonden.

“Hoewel de locaties niet perfect op één lijn liggen,” zei Mackenzie, “zijn ze wel extreem dichtbij. Dit betekent dat tenzij dit gewoon toeval is, en ik denk dat we nu wel kunnen concluderen dat dit niet zo is, we bij benadering kunnen voorspellen waar de volgende plaats delict zou kunnen zijn.”

“Hoe weten we in welke volgorde hij zal werken?” vroeg een van de officieren aan de tafel. "Als er nog drie locaties over zijn, is er dan enige garantie dat hij deze kloksgewijs zal afwerken?”

“Nee, er is geen garantie,” gaf Mackenzie toe. “Maar tot nu toe is dat wel het geval geweest.”

“En we weten nog steeds niet zeker hoe hij de slachtoffers selecteert?” vroeg Porter.

"Dat wordt op dit moment gecontroleerd," zei Mackenzie. “We hebben mensen die alle drie de stripclubs afgaan die zich in een straal van 100 kilometer bevinden. Maar ik denk dat we ervan uit moeten gaan dat hij het ook op prostituees gemunt zou kunnen hebben.

“Hoe zit het met dat bittere water?” vroeg iemand anders. “Wat voor water is dat?”

“Ik weet het niet zeker,” zei Mackenzie. “Maar we hebben de lijkschouwer al opdracht gegeven om de maaginhoud van de slachtoffers te controleren op afwijkende dingen, vergiftiging, chemicaliën, iets van dien aard. Ik geloof persoonlijk dat het gewoon heilig water kan zijn en als dat het geval is, zal het onmogelijk zijn om dat te bewijzen.”

“Je bedoelt omdat gezegend water niet magisch opgloeit?”, vroeg een andere officier. Er klonk wat gelach rond de tafel.

“Hé,” zei Nelson, terwijl hij weer voor in de vergaderzaal plaats nam. Hij ging voor het bord staan en pakte een rode marker. Hij omcirkelde de locatie van waar ongeveer de vierde stad moest liggen op de geprojecteerde map en welke zo goed mogelijk overeen kwam met de map die Mackenzie had getekend.

“Ik geef White de leiding om dit gebied hier totaal af te sluiten,” zei hij. “Ik wil dat minstens acht man daar binnen het uur heen gaan om de locatie te bekijken. Krijg een idee van het landschap, weet waar de wegen zijn en blijf op patrouille in het gebied totdat je iets anders van mij hoort. Nancy, ik moet telefoneren met de Rijkspolitie om het gebruik van een helikopter aan te vragen om het gebied te doorzoeken.

“Ja, mijnheer,” zei Nancy.

“Nog één ding,” zei Mackenzie. “Alleen met ongemarkeerde auto's. Het laatste wat we willen is dat hij ons doorkrijgt.”

Nelson dacht hierover na en Mackenzie kon zien dat iets aan deze opmerking hem irriteerde. "Nou, met slechts vier ongemarkeerde auto's die we tot onze beschikking hebben gaat het niet lukken. Dus ik sta ook patrouillewagens toe, maar deze mogen niet stilstaan of even parkeren. Nu, met alles wat we nu weten, is er geen enkele reden waarom we deze man niet kunnen oppakken, voordat een vierde vrouw moet sterven. Nog vragen?”

Terwijl iedereen opstond werd er door niemand wat gezegd. Er hing een gevoel van opwinding in de lucht, welke Mackenzie bijna als een fysieke aanwezigheid kon voelen. Officieren gingen haastig uiteen, erin gelovend dat het einde van deze zaak eindelijk in zicht was. Ze kende de mentaliteit; Vanaf nu had elk van hen de kans om de verdachte te arresteren. Hoewel iemand anders (in dit geval zijzelf) de verbanden had gezien en hen de oplossing van het raadsel had gegeven, was het nu ieder voor zich.

Toen Mackenzie naar de deur liep, hield Nelson haar tegen. “Dat is verdomd goed werk, Mackenzie. En ik zal je nog iets vertellen: Ellington heeft je de hemel in geprezen toen hij terug was bij Quantico. Ik kreeg een telefoontje van zijn directeur en ze waren vol lof over jou.”

‘Dank je.’

“Als ik je nu nog zou kunnen weerhouden van het vervolgen van dikke online journalisten en ze daarna een doodsangst bezorgd, denk ik dat je een veelbelovende carrière voor de boeg hebt. Die engerd van een Pope heeft twee verschillende advocaten achter je aan gestuurd. Ik denk niet dat hij dit met rust zal laten.”

“Sorry, commissaris,” zei ze en ze meende het.

“Wel, laat dat maar even zachtjes sudderen,” zei Nelson. “Laten we ons nu concentreren op het vangen van deze moordenaar. Journalisten zijn bijna net zo erg, maar Pope heeft in het ieder geval nog steeds geen mensen aan palen opgeknoopt en dood- geslagen.”

Ze krimpte even ineen toen ze hoorde hoe luchthartig Nelson verwees naar de slachtoffers. Het herinnerde haar eraan dat, zelfs nu hij eindelijk blijk gaf van een plotselinge en onverwachte stroom van vertrouwen in haar en hij lovend over haar sprak, hij nog steeds dezelfde onbehouwen persoon was als toen ze begon met haar baan.

“En als je het goed vindt,” zei hij, “rijd ik met je mee. Nu ik jou de leiding heb gegeven over dit onderzoek, wil ik graag je partner zijn. "

“Natuurlijk,” zei ze, en ze haatte het idee meteen.

Toen ze de vergaderruimte uitliepen, keek ze rond fo ze Porter zag. Het was op een ironische manier grappig dat ze eigenlijk veel liever met Porter een auto had gedeeld nu het einde van het onderzoek in zicht was. Misschien was het omdat ze hieraan gewend was geraakt, of misschien was het dat ze nog steeds het gevoel had dat de chauvinistische Nelson haar nog steeds niet serieus nam, ondanks de lof van de FBI.

Maar Porter was verdwenen in het geduw en de opwinding toen iedereen de vergaderruimte had verlaten. Ze zag hem niet in de gang toen ze langs haar kantoor kwam om haar insigne en pistool op te halen, en ze zag hem ook niet op de parkeerplaats.

Nelson liep met haar naar de auto en de vraag wie er zou gaan rijden kwam niet eens aan bod. Hij ging direct achter het stuur zitten en leek ongeduldig te wachten totdat zij uiteindelijk in de passagiersstoel plaats had genomen en haar veiligheidsgordel vast deed. Ze deed haar best om haar irritatie te verbergen, maar dacht dat het eigenlijk niets uitmaakte. Nelson was zo in beslag genomen door het vooruitzicht om de Vogelverschrikker Moordenaar op te pakken dat haar aanwezigheid er in feite niet meer toe deed. Ze was slechts een tandwiel in de voornamelijk door mannen aangedreven machine die hen zo ver had gebracht.

Plotseling leek Ellington's suggestie om bij FBI te komen werken aantrekkelijker dan ooit.

“Klaar om deze klootzak op te pakken?’ vroeg Nelson toen ze achter twee patrouillewagens aan de parkeerplaats af reden.

Mackenzie beet op haar onderlip om de sarcastische glimlach te verbergen.

“Meer dan je denkt te weten.”

HOOFDSTUK DRIE EN TWINTIG

Ze zat nog geen tien minuten met Nelson in de auto, toen Mackenzies telefoon begon te rinkelen. Ze keek naar het nummer en alhoewel ze het niet had opgeslagen, kwam het haar zeer bekend voor. Ze was bijna vergeten dat Ellington haar een tekstje had gestuurd met dat hij haar later zou bellen. Ze wist dat ze deze tekst pas vanochtend had ontvangen, maar het leek al heel lang geleden. Ze keek op het klokje in de menubalk van haar telefoon hoe laat het was, en zag dat het pas kwart over drie was. Deze dag duurde ongelooflijk lang.

Ze negeerde de oproep omdat ze niet niet nog een niveau van complexiteit aan de chaotische middag wilde toevoegen. Terwijl zij Ellington's telefoontje negeerde, zat Nelson aan de telefoon met Nancy te praten. Hij sprak kortaf, en kwam direct ter zake. Het was duidelijk dat hij op was van de zenuwen en meer dan gestresst, en Mackenzie begon het zelf ook te voelen. Paar seconden later beëindigde hij het gesprek en begon met zijn duimen zenuwachtig op het stuur te tikken.

“Nancy heeft zojuist met de jongens van de Rijkspolitie gesproken,” zei hij. “Binnen anderhalf uur hebben ze een helikopter over het gebied vliegen.”

“Dat is goed nieuws,” zei Mackenzie.

“Zeg eens,” zei Nelson. “Denk je dat hij de vrouwen vermoordt voordat hij ze aan de palen vastbind of vermoordt hij ze daar?”

“Er is geen solide bewijs voor het een of het ander," zei Mackenzie. “Maar gelet op de eerste plaats delict in het maisveld denk ik dat de vrouwen nog in leven zijn wanneer hij ze aan de palen vastbind. Er waren afdrukken op de grond waar de zweep of wat hij ook gebruikte had gesleept. “

“Dus?”

“Dus, hij was aan het ijsberen. Hij was angstig en wachtte zijn tijd af. Als de vrouw al dood was, waarom zou je dan wachten met de zweep?”

Nelson knikte en glimlachte dankbaar. “We gaan deze klootzak vastnagelen,” zei hij, nog steeds trommelend op het stuur.

Mackenzie wilde graag meedelen in zijn enthousiasme, maar iets voelde niet goed. Het voelde alsof ze iets over het hoofd had gezien, maar ze kon bij god niet bedenken wat dit dan wel was. Ze bleef zwijgen en dacht diep na terwijl Nelson verder reed.

Twintig minuten later reden ze het gebied binnen waar Nelson naar refereerde als het interessegebied. Ze luisterde mee hoe Nelson gedurende de rit bezig was geweest met de afzetting van een gebied van ongeveer dertig vierkante kilometer. Het gebied bestond voornamelijk uit struikgewas en secundaire wegen. Een paar van deze secundaire wegen waren omgeven door korenvelden, net als de locatie van de allereerste moord, waarmee al deze waanzin was begonnen.

Terwijl Nelson de auto over een soortgelijke weg stuurde, krijste de politie-radio hen toe.

“Detective White, ben je daar?” vroeg een mannenstem.

Mackenzie keek naar Nelson alsof ze om goedkeuring vroeg. Hij gebaarde naar de radio microfoon die onder het dashboard was geklemd en zei met een glimlach. “Ga je gang, Het is jouw show.”

Mackenzie pakte de microfoon en klikte op de verzendknop. “Dit is White, wat is er?”

“Ik reed de Rijksweg 411 af en kwam een ​​zijweg tegen, eigenlijk is niet meer dan een oude grindweg. De weg loopt rechtdoor een maisveld in, en staat niet op de landkaart. Het is ongeveer een halve kilometer lang en loopt dood in een kleine open plek in het maisveld.”

“Oké,” zei ze. “Heb je iets gevonden?”

“Dat is nogal zacht uitgedrukt, rechercheur,” zei de officier aan de andere kant. “Ik denk dat je zo snel mogelijk deze kant op moet komen.”

 

*

Het was meer dan spookachtig om weer in een maisveld te staan. Het was net alsof de cirkel nu rond was, alleen voelde het niet alsof ze het einde van iets had gevonden. Integendeel, het voelde alsof ze helemaal opnieuw moest beginnen.

Ze stond met Nelson en officier Lent, de man die via de radio contact met haar had opgenomen, aan de rand van de open plek. Met zijn drieën stonden ze tussen de uitgedunde maisstengels en keken naar de kleine open plek.

In het midden van de open plek was een houten paal neergezet. In tegenstelling tot de andere palen die ze de laatste tijd hadden gezien, was hier geen lichaam aan vastgeknoopt. De kale paal op de lege open plek leek nog het meest weg te hebben van een oude monoliet

Langzaam liep Mackenzie ernaartoe. Het was cederhout, hetzelfde als de andere drie palen. Ze ging op haar knieën zitten en voelde aan de aarde rond de onderkant van de paal. Het was zacht en duidelijk nog niet zo heel lang geleden omgeschept en daarna weer terug- gestampt .

“Deze paal staat hier nog niet zo lang”, zei Mackenzie. “De losse grond is vers. Ik denk dat het eerder vandaag moet zijn gebeurd.”

“Dus hij bereid de locaties voor voordat hij zijn slachtoffers brengt,” speculeerde Nelson. “Ik weet niet of dat geniaal of eigenwijs is.”

Mackenzie voelde een afkeer toen het woord geniaal in één ademteug werd genoemd met de moordenaar en negeerde hem. Ze ging naar de achterkant van de paal en zag onmiddellijk de inkerving aan de onderkant van de paal, een paar centimeter boven de verse vastgestampte grond, N511 / J202.

"Ik zou geen van beiden zeggen,” zei Mackenzie. “Wat ik wel weet is dat hij ons zo goed als zijn visitekaartje heeft gegeven. We weten dat hij terugkomt, en hij zal dan waarschijnlijk zijn nieuwste slachtoffer bij zich hebben.”

Toen ze weer overeind kwam, werd ze getroffen door een gevoel van wraak dat ze nog nooit eerder had gevoeld. De man achter deze misdaden had haar op één of andere manier persoonlijk geraakt. Hij was de bron geworden van een hoop narigheid, een boze geest met het vermogen om haar huis, haar geest en haar zelfvertrouwen aan te vallen. Hij liet haar opspringen bij het geluid van krakende vloerplanken, en haar zo laag zinken dat ze met een bijna heilig verklaarde FBI-agent had lopen flirten. Hij had haar zodanig geraakt dat ze geen energie meer had gehad om iets te voelen toen Zack uiteindelijk was vertrokken.

En alsof dat nog niet genoeg was, vermoordde hij vrouwen om de simpele reden dat ze hun lichamen gebruikten om geld te verdienen. Wie dacht hij wel niet dat hij was om hen daarvoor te veroordelen?

“Ik wil hier blijven ,” zei Mackenzie. “Ik wil op patrouille of op een uitkijkpost of wat we ook doen om ervoor te zorgen dat we hem te pakken krijgen. Ik wil die klootzak in de handboeien slaan.”

Ze wist dat ze egoïstisch klonk, maar het kon haar niet schelen. Op dat moment kon het haar niets schelen wat Nelson van haar dacht. Het kon haar niet schelen wanneer hij nu terug zou gaan de jongens op het bureau en zou lachen om hoe het schattige kleine meisje allerlei dingen van hem had geëist. Plotseling was het oppakken van de man achter deze moorden belangrijker dan al het andere, inclusief haar baan en haar reputatie.

“Daar kan ik voor zorgen”, zei Nelson met een glimlach. “Goed om te zien dat je zo’n enorme boze blik in je ogen hebt, White. Ik wist niet dat je het in je had.”

Ze slikte het antwoord in dat op het puntje van haar tong lag, en dacht een ogenblik na.

Ik wist het ook niet.